De heer RIJPPAART zegt,dat hij gehoord de vragen van den heer Verlegh en gehoord het antwoord van den heer van Veen,gerust kan verklaren,dat er goed werk is verricht. De heer OOIEN heeft gehoord,dat er wel eenigszins on regelmatigheden zijn gepleegd.Er zouden aan boeren bui zen te koop zijn aangeboden.Spreker kan meegaan met den heer Loerakker om te wachten .Het werk schijnt overigens best in orde. De VOORZITTER merkt op,dat de heer Oomen van oordeel is,dat het werk goed in orde is .Er zal toch wel nie mand ter wereld zijn,die zal gaan veronderstellen,dat de heer van Veen een buis zal verkoopen.Spreker kan zich best voorstellen,dat een buis is weggeraakt.Dat heeft niets met de handelingen van den heer van Veen te maken en met de aflevering van het werk.Spreker is er niet voor in een volgende vergadering er weer mee te beginnen. Dé heer Li^REIJ heeft in de vorige vergadering gezegd, ét dat hij de vragen van den heer Verlegh gemotiveerd vond en de antwoorden van den heer van Veen bevredigend. Spreker vraagt zich af,welke vragen we nu nog moeten be handelen.Hij vraagt den heer Verlegh,welke bemerkingen hij nog te maken heeft De heer VERLEGH heeft bezwaar tegen de ópvatting van den heer van VEEN omtrent zuiver zand. De heer SfRENGER heeft niets toe te voegen aan hetgeen door hem de vorige week is gezegd.Alleen wil hij vragen, hoe er nog buizen verkocht kunnen worden,die niet voor de rioleering gebruikt konden worden. De VOORZITTER kan zich zeer goed voorstellen,dat er bui zen zijn,die niet geschikt zijn om deel uit te maken van eene rioleering als deze, maar die toch nog goed bruikbaar zijn in een slootje naast een buitenweg. De heer LOERAKKER meent nu ook,dat de behandeling niet behoeft te worden uitgesteld.Wanneer de heer Verlegh nu niet weet te antwoorden,dan behoeven we verder geen stukken in te zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 96a