De heer VAN DEN HURK merkt op, lat het eene belangrijke kwestie
betreft.. Waar hier een middel is om aan ds wet te voldoen, moet
het goedkoopste vsorden aangeboden.
Be heer VEBTMAN verleent gaaa^ zijne medewerking aan de stich
ting van eene christelijke school» Spreker moet zich echter ver
zetten tegen de plaats en tegen denrduren bouw. "Vroeger werd meer
dan 100*000.- gevraagd en nu biina f 60,$00.-. Spreker kan niet
medewerken aan de stichting eener school, die 60.000.- kost.
De heer SPRENGER stelt voc± geen verdere medewerking meer te
verleenen
De VOORZITTER zegt, dat de Raad medewerking moet verleenen.
Het voorstel van den heer Sprenger cm geen med.ewerking te
verleenen wordt niet ondersteund, zoodat het geen punt van be
raadslaging uitmaakt.
De heer VAN DEN HURK stelt voofc de schoollokalen aan te bieden.
Spreker merkt op, dat de heer Laurey 30,000.- wil aanbieden, Het
schoolbestuur kan zeggen, dat dit is in strijd met de wet. Daarom
is het beter de schoollokalen aan te bieden.
De heer LAUREY merkt op, dat de Minister geen gelden voteeren
kan; hij kan niet gaan zitten op de plaats van den Raad.
De heer LOERAKKER zegt, dat de Raad zijne medewerking heeft
te verleenen. Dit kan geschieden door het aanbieden van schoollo
kalen of van geld.
De heer VAN DEN HURK meent, dat het schoolbestuur liever
30.000,- zal ontvangen dan de schoollokalen*
De heer LOERAKKER zegt, dat het daar niet omgaat. De Raad
heeft uitvoering te geven aan artikel 159 der Gemeentewet. Hij
moet ofwel geld ofwel schoollokalen aanbieden.
De VOORZITTER wil laten stemmen pver het aanbieden van de
schoollokalen cf van geld.
De heer VAN DEN HURK merkt op, dat, wat ook de wettelijke
plicht is van den Raad, toch onderhandelingen kunnen worden ge
voerd, Wanneer nu de$ Raad beslist gelden aan te bieden, geeft
hij den sleutel van de brandkast uit handen.
Be heer RIJPFAART zegt, dat de domine overtuigd is, dat er
een