opgeroepen tegen allen vooruitgang, tegen alle
zelfwerkzaamheid van den Raad, wanneer Burgemees
ter en Wethouders onmachtig blijken, of onwillig zijn,
aan de wenschen van den Raad tegemoet te komen.
Initiatief van den Raad wordt zelden of nooit
gewaardeerd: in de oogen van het College is het
het grootste ongerief, dat men Burgemeester en
Wethouders kan aandoen.
De VOORZITTER verzoekt denrheer Sprenger fatsoen
lijk te blijven, als hij kan. Wanneer hij niet
fatsoenlijk blijft, sluit spreker de vergadering.
De heer SPRENGER wil zoo fatsoenlijk blijven
als het vorig jaar, In het Dagblad van Noord-Bra
bant ia gesproken van een querellanten oppositie
geest, die in den Raad zou aanwezig zijn. Die
oppositiegeest is niet bij den Raad maar bij den
Voorzitter.
De heer SPRENGER vervolgt zijn algemeene beschou
wingen
De wenschelijkheid van taakverdeeling is reeds
vóór September 1933 door den heer Oomen uitgespro
ken. Tooh is die wensch nog steeds niet in vervul
ling gegaan, hoe vaak ook bij herhaling de heer
Oomen zijn stokpaardje heeft bereden, In vreedzaam
overleg kan hier blijkbaar, zoolang IJ, mijnheer de
Voorzitter, de meerderheid in het College vormt,
niets worden bereikt,
En nu alweer is gebleken, hoezeer het noodig is,
dat een verantwoordelijk persoon is aan te wijzen,
wanneer Burgemeester en Wethouders fouten maken,
althans gemeend wordt, dat er fouten gemaakt worden,
nu heeft eindelijk de heer Oomen den Raad in de gele
genheid gesteld, zich onomwonden vóór zijn denkbeeld
uit te spreken. Dat is voor Burgemeester en Wethou-
ders natuurlijk niet zoo aangenaam: maar dat ha&tU
kunnen voorkomen met wat meer meegaandheid.
Dat hadt U móeten voorkomen, wanneer U eerbied
en
-
c. -