noodzakelijk geachte herziening aan de orde te stellen?"» Door Burgemeester en Wethouders zijn aan den Substituut Iff icier van Justitie nadere inlichtingen verzocht. Be gevoerde correspondentie is overgelegd. Be Voorzitter vraagt of den heer Sprenger zich met het antwoord kan vereenigen. Be heer cprenger vraagt waar de schuld ligt, dat de Officier van Justitie spreekt van obscuur libel. Heeft de O&ficier misschien eene verkeerde verordening gehad. Ee Voorzitter antwoordt^ dat een jurist anders spreekt over een obscuur libel als een ander mensch; de heer Van den Hurk zal de bedoeling van die uitdrukking wel begrijpen. Ee heer Van den Hurk zegt, dat het hem is opgevallen, dat de kwestie, die de officier zoekt, niet te vinden is» Voor ons is er op het oogenblik geen reden" eenige wij ziging te brengen in de verordening. Spreker vindt het jammer, dat, "wanneer grieven worden geuit, niet wordt medegedeeld, waarop die berusten. Be officier beeft ge schreven, dat hij geen adviseur is van de gemeente. Het ligt tèch voor de hand, dat medewerking wordt verleend aan de Gemeentebesturen. Laat de Officier zich onthouden van afkeuringen, wanneer hij niet zegt, wat niet juist is. Be heer gprenger sluit zich aan bij hetgeen door den heer Van den Hurk gezegd is. Spseker betreurt het,dat de officier zulk een antwoord heeft gegeven. Hij zou$44- aan die antwoorden bekendheid willen geven in de pers. Ee heer Loerakker kan zich niet vereenigen met de meening, dat de stukken moeten worden gepubliceerd. Ee Voorzitter is daar ook tegen. Hij is voornemens den Officier van Justitie er in den loep der volgende week persoonlijk over te spreken. Be Voorzitter stelt nu, aan de orde de tweede vraag van den heer Sprenger luidende "Is het aan Eurgemeester en Wethouders bekend,dat de "on- "bewoonbaar" verklaarde woning aan de Molenstraatno. 15,die V t

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1926 | | pagina 16