"Het gemiddeld aantal leerlingen,vereischt voor een
derde leerkracht bedraagt thans,ingevolge de hier
door bedoelde wet van 3q Juni 1924,97.Voor de berekening
"van het gemiddelde van het aantal leerlingen wordt
"tot grondslag genomen het gemiddelde getal kinderen,
"berekend naar het aantal,dat op 16 Maart, 16 Juni, 16
"September en 16 December van het onmiddellijk voor
afgaande kalenderjaar als schoolgaande bekend stond.
"Het aantal leerlingen,dat in 1925,gemiddeld de school
"bezocht,was dus nog ver beneden het vereischte gemid
delde voor de berekening van rijksvergoeding voor eene
"derde leerkracht .Op 16 Maart jl de eerste datum van
dit jaar,welke voor de berekening van het gemiddelde
"in aanmerking komt,was het getal leerlingen nog aan-
"zienlijk beneden het daarvoor vereischte gemiddelde.
"Het thans aan de school als werkelijk schoolgaande in
geschreven aantal leerlingen bedraagt 101 en gaat dus
"dat gemiddelde een weinig te boven.Er bestaat echter
"geen enkele ?ekerhefcd dat dit aantal zal behouden blij
den.Wanneer het tegenwoordig aantal behouden blijft,is
"het gemiddelde van 1926 juist 97.De geringste daling
"van het leerlingental zou het gemiddelde voor 1926 nog
"beneden het vereischte aantal brengen.
"Wij waren van oordeel,dat in den bestaanden toestand
"geen aanleiding zou worden gevonden om reeds nu tot
"toepassing van artikel 56 tweede lid over te gaan vaor
"toekenning van de rijksvergoeding voor een derde leer
kracht O
"Wijl echter eene derde leerkracht het onderwijs aan
"de school zeer ten goede zou komen,zou toepassing van
"meerbedoelde wettelijke bepaling kunnen worden verzocht.
"De voortdurende stijging van het leerlingental sinds
"het begin van het vorig jaar zou de veronderstelling
"kunnen wettigen dat daarin gtf&n daling zal plaats heb-
"ben.Het indienen van het verzoek kan tog/in geen geval
"achade brengen en het streven van den Qeex Sprenger
"moet dan ook ten zeerste worden gewaardeerd.
'ÜLl r
