medewerken aan eene motie tegen de Wethouders. Als de een> Raad verlangen uitspreekt, moet de Voorzitter niet degene zijn, die het tegenwerkt i De VOORZITTER zegt, dat men hem niet er op zal betrappen den Raad tegen te werken «Hij werkt niet mee aan besluiten tegen de wet De Heer VAN DEN HURK vraagt, hoe de Voorzitter zich toch kan beroepen op de wet, wanneer we overal zien, dat er eene taakverdeeling bestaat De Heer LOERAKKER zegt, dat, wanneer hij het prae-advies ziet in het licht, waarin de Voorzitter het ziet, dan zegt hij U hebt gelijk Spreker meent, dat het woord w taak verdeeling den Raad parten speelt «Spreker is van oordeel, dat deze zaak heel veel gemakkelijker kan worden geregeld. Wanneer U van meening zijt, dat eene taakverdeeling in strijd is met de wet, hebt U volkomen gelijk. 8preker meent, dat de werkzaamheden van Burgemeester en Wethouders zich dagelijks uitbreiden Hij zou# liever niet spreken van taakverdeeling, maar de Wethouders toezicht laten uit- oefenen op een bepaalden tak van dienst. We kunnen niet een Wethouder aansprakelijk stellen. Het houden van toezicht zou een stap zijn in d® goede richting# Dit acht spreker niet in strijd met de wet De VOORZITTER zegt, dat de Wethouders mede handhavers zijn f van de wet» Wat de Heer Loerakker aangeeft, daar kan de Voorzitter zich praktisch mee vereenigen. In de praktijk bestaat een taakverdeeling. De zaken worden geregeld, zoo- 4 als Burgemeester en Wethouders menen, dat ze moeten worden geregeld. Wanneer de taakverdeeling wordt doorgevoerd, zooals die hier in den Raad verlangd wordt, zouden er drie Burgemeesters zijn Hoe stelt men zich b.v. de positie van den Opzichter voor. Moet die zich houden aan den Burgemeester ter of den Wethouder^ Spreker heeft geen bezwaar tegen eene praktische regeling; hij kan zich echter nooit vereenigen met eene taakverdeeling, welke in strijd is met de wet. De Heer Laurey 41 c: 4

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1927 | | pagina 6