De Heeren OOMEN EN HOPS bevestigen het gezegde van
',f7 h» -;s> v» "y rï-f I*. A If )v/"T
den Heer Sprenger
De Heer ROPS zegt, dat voor eenigen tijd Iets is
voorggvallen, dat hen voor taakverdeeling doet zijn»
De Voorzitter heeft altijd gezegd, dat we het landelijke
moeten behouden Zooals de Voorzitter hem in de Strij-
beeksohehei bejegend ^®eft, dat voelt spreker nog steeds»
Het spijt spreker, dat de Voorzitter daar die woorden
gesproken heeft; hij voelt die nog steeds. Wanneer er
taakverdeeling ware geweest, zou dat niet zijn voor-
gevallen» De Heer van Nooten heeft aan spreker als
waarnemend Burgemeester toestemming gsgeven den loop te
graven
De Heer VAN NOOTEN zegt wel gesproken te hebben over
die watereliding. Hij verklaart echter positief nooit
toestemming te hebben gegeven
De VOORZITTER merkt op toen tereeht verantwaardigd te
zijn geweest, omdat de Heer Rops iets gedaan had, waartoe
hij niet gerechtigd was en omdat hij den Heer van Noo-
fep*. f* i> m £s fr r p f O kwMM jE fy iV rt* f «M M
ten woorden in den mond legt, die door hem niet zijn ge-
:v v', r,;
bezigd
De Heer OOMEN merkt op, dat de taakverdeeling een idee
is, dat van hem is uitgegaan Hij wil daarom dan ook ver-
klaren dat bij hem nooit de bedoeling heeft voorgezeten
t
de wethouders moeilijkhèden te veroorzaken» Hij heeft
t
met zijn voorstel^ geen bijbedoelingen gehad
De Heer VAN DEN HURK zegt, dat de Raad tot een con
clusie moet komen» De Raad is nog steeds van oordeel,
dat er taakverdeeling moet komen» Niet dat de wethouders
voor het gevoerde beleid persoonlijk aansprakelijk zijn,
doch in dien zin datjfc ze toelichting geven» We wenschen
geen zwijgende maar sprekende wethouders. Spreker vraagt
t
of de wethouders bezwaar hebben tegen taakverdeeling
De Heer VAN NOOTEN zegt er geen bezwaar tegen te heb
ben, wanneer eene regeling kan worden getroffen overeen-
komstig
i