gevraagd? De commissie heeft ingezien, dat Bur
gemeester en Wethouders niet tot samenwerking bereid
zijn.
De heer LAUREY is het met alle bemerkingen van
denbeer Sprenger'eens. Spreker zou beter gevonden
hebben, dat'antwoord was -gezonden-
De VOORZITTER zegt, dat van vele zijden waardee-
rende getuigenissen zijn-ontvangen voor de zorgen,
besteed aan de openbare school. Burgemeester en Wet
houders doen alles, wat in het belang is ban het onder
wijs, Met de bemerkingen der commissie wordt steeds
2ooveel mogelijk rekening gehouden. Spreker wijst
alle verdachtmakingen aan het adres van Burgemeester
en Wethouders af.
De heer LAUREY is niet bevredigd met het antwoord;
het gaat neven de zaak.
De heer SPRENGER stelt daarop de volgende motie
voor, welke door den heer Laurey wordt ondersteund,
De Raad van Ginneken en Bavelj
bijeen in openbare vergadering op 6 Augustus 1927;
kennis genomen hebbende van het schrijven van de
commissie van Toezicht op het lager onderwijs;
van oordeel, dat de samenwerking van Burgemeester
n en Wethouders met de commissie van Toezicht te
wenschen overlaat; 4
noodigt Burgemeester en Wethouders uit, stappen te
w doen, die tot een betere samenwerking zullen leiden;
besluit deze motie ter kennis te brengen van de Com-
missie van Toezicht op het Lager Onderwijs;
11 en gaat over tot de orde van den dag,
Be heer Laurey wordt voor den dinar der vergade*
ring tot voorstemmer aangewezen.'
De motie, in stemming gebracht, wordt aangenomen
met zes tegen vier stemmen.
Voor stemden-de heeren: Laurey; Oomen; Sprenger;
Van Hooijdonk; Verlegh en Veltman,
Tegen- stemden de heeren: Van Nooten; Loerakker;
Rijppaart eh Van Eijl. De