De heer Drop wil even opmerken rial hij den heer Sprenger heeft gesteund
in zijn beschouwing over het grondbedri jfDe kwestie van de belasting op
de waardevermeerdering is niet zoo gemakkeiijk.Het is een belasting,welke
vaCM^tot onbillijkheden aanleiding geeft.Spreker wenscht zich aan te slui
ten bij den heer Laurey,waar deze voorstelt opcenten op de vermogensbelas
ting te heffen.Spreker heeft daaromtrent het vorig jaar zijn meening al
uitgedrukt in het verslag van de begrootingscommissie
Het is echter waarschijnlijk,dat de wet,regelende de financieele verhou
ding tusschen het rijk en de gemeenten,reeds dit jaar zal tot stand komen.
Als gevolg daarvan zal het gemeentelijk belastingstelsel moeten worden
herzien.De heffing van opcenten op de vermogensbelasting moet thans
praktisch niet. aan de orde worden gesteld.Spreber wenscht collegialiteit
van den Raad.Het spijt spreker eenigszins,wanneer hij mfcnder aangename^
gedachtenwisseling hoort tusschen den Voorzitter en een der leden.Er moet
onderling vertrouwen bestaan,tenzij bewijze^, van het tegendeel kunnen wor
den aangevoerd. Spreker zou den zakelijken principieelen toon in den Raad
wenschen.
De heer Sprenger bespreekt nog verkoop vah bouwgronden en belasting op
bouwterreinen.
De Voorzitter zegt,dat er geen verwijt van kan worden gemaakt,dat niet
meer bouwterreinen zijn aangekochtEr is wel naar getrachtdoch de prij
zen waten te hoog.De gronden zullen thans nog te koop zijn voor een prijs,
welke niet hooger is dan destijds werd gevraagd.
De Voorzitter stelt nu aa.n de orde de artikelsgewijze behandeling van de
begrooting te beginnen met de
Uitgaven van afdeeling I (gewone dienst)
Omtrent de niet genoemde volgnummers hebben geene besprekingen plaats ge
had.
Volgnummer 12. (Presentiegelden van de leden van den Raad).
De heer Sprenger meent,dat de uitgetrokken post voor presentiegelden van
raadsleden te hoog is.
De Voorzitter is van oordeel,dat dit geen bezwaar is.In 1929 was dit be
drag noodig.
De post blijft gehandhaafd.
Volgnummer 17. (Onderhouden en schoonhouden gemeentehuis).
De heer Sprenger zegt,dat het antwoord van Burgemeester en Wethouders op
de bemerking in het rapport van de begrootingscommissie hem niet bevre
digt.