26 AUG. 1929 /is.
spreekt den wensch uit, dat de Burgemeester in de
toekomst dienovereenkomstig zal handelen;
en gaat over tot de orde van den dag. n
De heer VAN NOOTEN zegt om zeven uur naar den Secre-
taris van het Armbestuur te zijn gegaan; hij kon toen toch
geene vergadering van het Armbestuur meer beleggeno
De heer LAUREY vraagt, waarom dat niet meer kon; het
ging maar over een lid.
De heer LOERAKKER wenscht, alvorens te stemmen, dat
hij, na lezing van de stukken, de meening niet van zich kan
afzetten, dat hier een ÏXSSKSXIZKp afschuifsysteem is toe-
gepast, dat onmenschwaardig is en waaraan meerdere personen
zich hebben schuldig gemaakte Alleen de heer Delbey staat
daar hoog boven. Spreker is van meening, dat, waar de vrouw
het eerst was, ze had behooren te worden geholpen; zij waren
de ee rstgeroepenen. Sat er iemand gevonden werd, die, om de
openbare belangstelling te trekken dééd, wat gebeurt is, dat
moet spreker afkeuren. Hij zal er verder niets van zeggen.
De "VOORZITTER zegt, dat dit de kapelaan was.
De heer LAUREY merkt op, dat het op zijn advies is
geschied.
De heer SPEENGER zegt, dat de opvattingen van den
Voorzitter omtrent het politiebeleid en het Burgerlijk Arm-
bestuur hier al meermalen ter sprake zijn geweest. Spreker
is van oordeel, dat de Raad het politiebeleid wel kan be
spreken. Ten aanzien van het Burgerlijk Armbestuur wijst
spreker op artikel 32 van de Armenwet. Dit artikel bepaalt,
dat steun verleend moet worden. Op grond daarvan is spreker
bereid de eerste motie van den heer Laurey te ondersteunen.
In de tweede motie wordt gesproken van het hoofd der poli
tie. Spreker is van oordeel, dat het verstandiger ware te
spreke van Burgemeester en Wethouders. Als Burgemeester en
Wethouders de taak van het zelfbestuur vervullen, heeft de
Raad ook te waken voor de behngen van de ingezetenen. Hier
is gespeeld met de belangen der ingezetenen op ©ene wijze,
welke alle perken te buiten gaat.
De
B
V J i T ',4 f