26 AUG 19. wordt vastgesteld, zullen belanghebbenden teoven- dien nég in de gelegenheid worden gesteld daarvan n kennis te nemen, om daartegen eventueel bezwaren in te dienen» De vorm van het door den heer Ir. van Veen ont- worpen besluit meenen wij p&ïï niet te mogen vol- gen. Het geeft te zien een mengsel van bouwverbod n en réoilijnvaststelling. Wij meenen, dat een der- gelijk besluit op wettelijke gronden niet te ver- dedigen is. Voorts zou kunnen worden opgemerkt, dat op sommige punten het rocilijnbesluit ook als zoo- n danig misschien te var gaat, omdat van sommige B perceelen meer dan de helft wordt ingenomen. (K.B. n van 12 November 1923 Stbl. 516.) Of hetzelfde, wat met het rooilijnbesluit wordt beoogd, zou kunnen worden bereikt door toepassing van artikel 30 der Woningwet, dus voor vestiging van een bouwverbod, is mede aan twijfel onderhevig, omdat hier bezwaarlijk kan worden gesproken van uitbreiding van bebouwde kommen en omdat het twij- n felachtig is of artikel 30 der Woningwet door den n Raad kan worden toegepast om tot verbreeding van reeds bestaande straten te geraken» Het komt ons voor, dat door ons Ooilege de rooilijn kan worden vastgesteld, zooals in de aan den Raad overgelegde blauwdrukteekeningen is aan- gegeven. De belangen van derden in verband met uitbrei- dingsplannen, rooilijnen en bouwverboden zijn ge- waarborgd bij raadsbesluit van 30 Juni 1928. Op voorstel van den heer SPRENGER wordt dit punt aangehouden» Aangaan IS» Aangaan van een geldleening. geldlaening. In het prae-advies is door Burgemeester en Wethouders het navolgende opgemerkt: «ie~ens k

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 80a