ornPr 1929
De heer Brinkerhof beantwoordt die vraagfoe vestigend.
Boor den heer Brinkerhof wordt hierna in handen van den
Voorzitter eerst de in artikel 3S der Gemeentewet voorge
schreven belofte van zuivering en daarna de in datzelfde
artikel voorgeschreven ambtsbelofte afgelegd.
De VOORZITTER spreekt hierna den heer Brinkerhof toe als
volgt:
Nu Uwe geloofsbrieven door den Raad zijn onderzocht en
in orde zijn bevonden en nu gij de beloften hebt afgelegd,
hebt gij zitting als lid van den Gemeenteraad van Ginne-
ken en Bavel.
Als ik aan deze verklaring een kort woord van geluk-
vvensch toevoeg, doe ik dat van ganscher harte; ik wreet
wel, dat U in den Raad treedt als gekozene in de plaats
van den heer Drop en dat U dus vertegenwoordiger zijfc van
f
de S.E.A.P., die niet de partij van Uwe mede-raadsleden
j i. 1 J.
is, doch, wanneer U als Gemeenteraadslid de voetsporen var
Uwen voorganger volgt, dan zult U beseffen, dat mijn ge-
lukwensch zeer hartelijk kan zijn.
De periode toch van Uw voorganger als Lid van den Raad
heeft zich steeds gekenmerkt deer een groote mate van
correctheid en nooit is het voorgekomen, dat de 'Vcorzit-
ter van den Raad de hem ten dienste staande middelen
Jïeeft moeten toepassen, om Uwen voorganger op eenigerlei
wijze tot de orde te roepen. Integendeel, juist dat op-
traden in den Raad heeft het bewijs geleverd, dat menschen,
die in principe mijlen ver van elkander, zelfs tegenover
elkander staan, zeer goed kunnen samenzitten en zeer goed
de greote belangen, welke hun zijn toevertrouwd met cor-
rectheid en eerlijkheid kunnen behartigen; ik kan mijn
gelukwenschen dan ook wel daartoe bepalen met U te zeggen,
dat ik hoop, dat het U gegeven moge zijn de balangen van
.x ant.:-Xov 1' c.
onze dierbare gemeente met een juist oordeel te bezien
en te behartigen; dat gij die belangen moget zien met een
ruimen blik, geheel zelfstandig, met Uwe eigen oogen en
dat gij wars moget zijn van kleine vooroordeelen, die
toch
1
Ir