16 DEC. 1929
reeds gewezen op den toestand van ons raadhuis. Inderdaad, ook ik
acht dien toestand onhoudbaar Er zijn wel meer hokken gemaakt,
maar niet meer kamers. Het doetme genoegen, dat de Heer Brinker-
hof, die eerst koten tijd hier zit, zulks heeft gezien en onder-
vonden Ik wil niet zeggen, dat we een nieuwjê raadhuis behoeven,
ïpaar we moeten dit jaar toch de noodige aandacht wijden aan dezeh
toestand hier. De huisvesting der ambtenaren is niet behoorlijkj
daaronder behooren ook de woningdienstbouwpolitie, gemeente-po-
litie en wijzelf Een groot bezwaar is, dat men als raadslid geen
vertrek ter beschikking heeft om de stukken in te zien De toe-
stand in ons gemeentehuis heeft dringend voorziening noodig. Er
zal mij tegengeworpen worden, dat ik royaal ben Maar laat de
zuinigheid hier de wijsheid niet bedriegen
Ook de kwestie van defcolitie dient aangehaald te worden. Een ge
meente met 13.000 inwoners kan niet volstaan met een zoo klein
politiecorps. Dat w&efekt zich op het'hoofd van dien dienst en op
de bevolking We hebben gelukkig een bevolking, die niet door
politie in het gareel behoeft te worden gehouden Toch wensch ik
te wijzen op de toenemende baldadigheid der jeugd. Het politie
toezicht op de jeugd kan opvoedend werken. Hoe dikwijls worden
niet opgetaste steenen wederom verspreid tot schade van eigenaar
t r<
en verkeer Ook bij uitvoering van gemeentewerken ondervindt men
de baldaigheid. Ik wil met mijne opmerkingen nog iets verder
gaan Ik acht het niet gewenscht, dat de politie altijd dienst
doet in burgerkleeding. Dat is niet zoo aangenaam. Men moet eerst
iemand aankijken, alvorens men weet met een politieman te dien te
hebben Dat is ook hèet bevordelijk aan het toenemende vreemde
lingenverkeer. Men weet dan niet, als men inlichtingen wil hebben,
hoe dicht een politieman soms in de nabijheid is. Ook in verband
daarmede is het gewenscht, dat zij uniform dragen. Al kan het wel
eens zijn schaduwzijde hebben. Met alle respect voor de politie
agenten, is de uitmonstering niet zooals het behoort voor deze
gemeente. Ik geef in overweging, het volgend jaar daarop de aan
dacht te vestigen
Asi Als we in het afgeloopen jaar eens terugzien, dan moeten
we tevens erkennen, dat de kermis weinig volksverheffend is.
*Wat
i
fv -iijs rf fa c\ nf Cl r' "V v *r Jh f T v
1
V
- r: r,
I