Da heer VAN NOOTEN zegt, dat hem verwondert, hetgeen de heer van Gestel zegt o Spreker is van oordeel, dat de heer Kriellaar8 een onpartijdig persoon is; hij acht hem boven partijdigheid verheven o De VOORZITTER onderschrijft de meening van den heer van Nooten. Spreker heeft steeds de buitengewone kennis van den heer Kriellaars bewonderd Da heer VAN NOOTEN zegt, dat we naar de schattingen voor de successierechten niet behoeven te informeeren In de Schattingscommissie gaat de heer Kriellaars onpartijdig te werk De Heer VAJ GESTEL kan niet begrijpen, waarom de heer Kriel laars dan niet voor de rijksschattingen in aanmerking komt. De heer OOMEN zegt niemand te kennen, die beter en eerlij ker is dan de heer Kriellaars De heer VAN EIJL is van oordeel, dat er zoo iemand niet is De heer OOMEN zegt, dat er een streven bestaat, dat de In specteur zelf meer gaat schatten De heer RQPS zegt, dat het hem spijt, al is de heer Kriel laars een zwager van hem, dat de heer van Gestel dat gezegd heeft. Spreker kan niet begrijpen, wat er tegen Kriellaars is; hij wordt in zijn familie zeer gerespecteerd,. De VOORZITTER merkt op, dat de heer van Gestel hèt recht heeft zijn meening te zeggen de heeren moeten weten, wie ze in de schattingscommissie willen hebben De heer LOERAKKER meent, dat het de bedoeling is van den heer van Gestel den Raad in te lichten Daar moet men echter zee«voorzichtig mee zijn De mededeeling van den heer Van Gestel kan goed bedoeld zijn en is goed bedoeld, doch i. K 1

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 170