pen - in onze Gouden Eeuw - gelijk heeft,
die als uithangbord koos Groote stelen
en kleine stelen, maar groote stelen het
meest n
De VOORZITTER noemt het optreden van den
heer Sprenger als van een krankzinnige»
De heer SPRENGER: En een querulant, niet
geremd door eenig fatsoen, of een lasteraar
ofieen valscherlk, dat liedje kennen we al»
De VOORZITTER merkt op, dat de door Burge
meester en Wethouders aangevoerde cijfers
niet zijn uit de mouw geschud, doch na een
nauwkeurige berekening door een eezste-klas
deskundige accountant, den heer Van den Eeden,
zijn opgemaakt uit de boekhouding der centrale»
De heer LOERAKKER heeft met belangstelling
geluisterd naar den heer Sprenger en hij is
getroffen door de grove mate, waarop de heer
Sprenggr misbruik maakt van zijn onschendbaar
heid als raadslid»
De heer BRINKERHOF zegt, dat het hem heeft
getroffen, dat de Voorzitter den heer Sprenger
eenrkrankzinnige noemt»
De heer SPRENGER zegt, dat de Voorzitter
dat zoo niet meent»
De heer B. RINKERHOF zegt, dat hij zich in
de vergadering van den dubbelen Raad dezelfde
betiteling heeft &X laten welgevallen. Spreker
betreurt, dat de Voorzitter dergelijke uitdruk-
kingen bezigt. Iemand, die een tegenovergestelde
meening uit, moet niet worden gekwalificeerd
als idioot of krankzinnige»
De
4
K 4
X V.' j\ 1-C .1 fc.» C? w> <iw- JU vl 4* «W Ör «3* A W V il
i
- t