bij mij geweest. Ik heb hem echter direct verwezen naar de leden van de bouwcommissie/omdat ók geen lid van de bouwcommissie was, n.l'. naar de heeren Laurey, loerakker, Sprenger en Rijppaart. Temeer omdat de bouwverordening nog al eens gewijzigd was en die heeren daarvan op de hoogte waren. Hij is het e'erst bij mij ge komen, omdat hij mij kende. Ik meende hém dit advies te moeten geven, ftMèPsXftïJ Nu verwondert mij aijn brief. Als dat waar is, dan is het ongepermitteerd, dat er nu een blaam op' andere raadsleden wordt geworpen. De VOORZITTER nóemt het standpunt van den heer Ve'ltman zeer juist. Die brief, zegt hij, is voor vco'r mij hocus pocus. De heeren Loerakker en Velt- man begrijpen er echter niets van doch op andere gronden als ik. Ik kende dé zaak niet en daarom begrijp ik dien brief niet. De heer LAUR35Y vervolgt: De betrokken raads leden sprekén zich uit, in denzelfden geest als het vesvijt door mij aan Brouwers-gerichtDes tijds wist ik er niets van, want de heer Knibbeler heeft mij toen niet gesproken. Toen ik den heer "Brouwers beschuldigde, heb ik gezegd, dat ik mijn informatiès uit de beste bron had, n.l. een zeer betrouwbaar ingezetene. Deze bevéstigt nogmaals schriftelijk, dat Knibbeler ook aan hem had ver teld, dat Brouwers eerst na het teekenen der voorlcppige koopacte heeft gezegd: "Ge kunt niet bouwen, zooals je van plan bent, maar dat geeft niets, dat kb int wel in orde Precies hetzelfde dus, waarvan ik Brouwers heb beschuldigd. Ik zal dien brief even voorlazen; Uw College kan desnoods inzage

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 13a