4
J:_
Juli 192S, regelende de financieel© verhouding tusschen het Rijk
/-nx s'n ioj.i J. nv ii >:.a« >cv tbi c. v. - - ■- -
en de gemeente.
De voornaamste bronnen van inkomsten zullen voor haar zijn:
- i i tvT 1 L
1. de rijksuitkeering uit de Gemeentefondsbelasing;
2. de te heffen opcenten op deze belasting;
3. de personeels belasting en de daarop te heffen opcenten;
Alle drie belastingen naar draagkracht.De twee eerste zuivere
belastingen naar draagkracht;de laatste een verteringsbelasting
naar draagkracht.
De groote vraag is nu,welke belasting dient voor te gaan:de
belasting naar draagkracht cf de verteringsbelasting.Een groot
aantal gemeenten zijn van gevoelen,dat de verteringsbelastingen
dienen voer te gaan en dat de directe heffingen niet te hocg behoc-
ren te worden opgevoerd.Anderen zijn juist weder van een geheel
andere meening.
-
Het kan niet ontkend worden, dat de 'wetgever de eerste meening
in de wet heeft willen neerleggen.
r 1 - V .v i
Hoe het ook zij,beide groepen zullen moeten erkennen, dat de per-
1 J
soneele belasting, zoo nocdig met opcenten,in hst thans aan de orde
i
zijnde stelsel,niet gemist worden.
De gemeenten zijn verplichtwillen zij de benocdigde inkomsten
verkrijgen, deze' belasting te heffen.
Daar dit vast staat, gaat het niet 'aan uitsluitend met de theorie
rekening te houden, maar zal men ook wel degelijk op de praktijk
hebben te 'letten.
Met verschillende oiristandighedeh zal men rekening hebben te hou-
aen.Niet alleen met bestaands toestanden, maar ook met de ligging
der gemeente;de belastingwetgeving in omliggende gemeenten.
...s j ::i' J J
O
j ix .il
.i
i s
iJ- v
i