Tegen stemden de heeren: van Mierlo, Brinkerhof en Kuijsten. De verschillende verordeningen en hesluiten sullen in het daartoe betrekkelijk dossier worden opgelegd. «De VOORZITTER brengt aan de orde het voorstel van Burgemeester en .Wethouders tot degrssieve schoolgeldheffing. De heer VAN MIERLO is van meening,dat.ingeval men den aftrek voor meer kinderen aanvaardt,de consequentie en de billijkheid eischen, dat men hem ook doorvoert voor de hoogere inkomens, ten zij de grens,waarbij die aftrek niet plaats heeft,zóó hoog wordt gesteld,dat veilig kan worden aangenomen,dat de ouders bij dat belastbaar-inkomen in staat kunnen worden geacht de gemiddelde kostenrper leerling voor het onderwijs voor al hum kinderen te kunnen betalen. Spreker acht het dan ook niet juist,dat de aftrek niet voor alle inkomens tot een gelijk bedrag wordt toegestaan.Hij wil dan^, aannemen,rekening houdende met de duurte van de plaats en de grootte van het schoolgeld, dat de grens, waatopgeen aftrek meer wordt gegeven n.l. bij een belastbaar inkomen van 10.000,- voor deze gemeente niet telaag is gesteld.Daar echter het bedrag van hé het schoolgeld in deze gemeente niet hoog kan worden genoemd, wil -hij tegen aftrek, zooals deze thans wordt voorgesteld door Burge meester en Wethouders,geen bezwaar maken. Spreker kan de opvatting van Burgemeester en Wethouders,neer gelegd in de be.alinea van het prae-advies,uitgebracht in de raadsvergadering van 30 Mei 1930,als zou voor de lagere inkomens geen kinderaftrek kunnen plaats hebben,niet deelen. Hij is van gevoelen,dat door Burgemeester en Wethouders te t veel op.de letter van artikel 64,13.lid van de Onderwijswet wordt voottgebouwd.Men vergete niet,dat bedoeld artikel 64,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 153