Katholieke bevolking principieel aanvaardbaar is? „Nu zal men mogelijk opmerken de Raad is verplicht, in- Hi 1 >JL d vT 3 o 3? gevolge de wet dez© bedragen voor het openbaar onderwijs te geven,ma^r dit maakt juist de onbillijkheid nog grooter. Was de Raad maar vrij, dan kan hij ten minste «eggen of ge- lijkstelling of ook het openbaar onderwijs niet gesteund. Nu kap hij dit echter niet doen en,daarom moet deze on billijkheid ook gevoeld worden door hen, die geen voorstan ders van de gelijkstelling ?ijn. In ieder geval moet de ongelijke behandeling aangevoeld t worden docr de leden, wie,r Katholieke levensbeschouwing richtsnoer - is bij ,het vervullen van hun taak en die over eenkomstig die lavensceschouwing de gelijkstelling van het byzonder $n_het openbaar onderwijs ook wensen en doorgevoerd i te zien voor het, middelbaar en hopger onderwijs. .De ncodaakelij kneid, van het byzonder onderwijs ook op dat terrein meent spreker voor die leden,wel niet nader uiteen- behoeven te zetten. Spreker gevoelt het als een plichÊ deze ongelijkheid ten minste eenigszins te verminderen en Üfcj/vertropwj^at alle leden met k©$ van eenzelfde gevoelen (zijn en .zog niet allen evi dan, toch die leden, die .het Katholiek program -smschrijven. Tegenj subsidieering van het byzonder, onderwijs kan in beginsel geen bezwaar meer gemaakt worden». De Raad heeft door, het toestaan eener waliswaar kleine subsidie te ken- n,en gegeven tegen het beginselgeen bezwaar te hebben. Spreker zou, het niet meer dan billijk achten, indien aan het oyzonder onderwijs evenveel werd betaald per leerling als aan het openbaar onderwijs per leerling wordt verstrakt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 161a