A. "op bet beginsel van geldelijke gelijkstelling van het open haar en het bijzonder onderwijs in verband met de duidelij- "ke bewoordingen van artikel 101,5e lid van artikel 55 onder "f der wet,niet ter .zake dienende is. "Deze beslissing achten wij onjuist. "^Sezeer wij de financieele gelijkstelling van het openbaar "en het bijzonder onderwijs ook op prijs stellen,ofbeter ge- "zegd juist^ omdat wij die gelijkstelling zoo hoogelijk waar deer en, meenen wij tegen de gevallen beslissing bezwaren te "moeteh maken. "Door deze beslissing wordt de finantieele gelijkstelling ge- "weld aangedaan,wat ten slotte dieji gelijkstelling in gevaar "zou kunr\en brengen ten nadeele van het bijzonder onderwijs. "Uit deze beslissing blijkt toch,dat de bijzondere schoolbe- "sturen meer kunnen ontvangen dan de gemiddelde exploitatie kosten der openbare school.Aan 'de byzondere scgoolbesturen "wordt toegestaan de kosten voor schoolmeubelen,leer-em hulp* "middelen te verkrijgen langs den weg van de artt.72 en 84 "der wet.De gemeenten moeten echter,bij de betekèning van "het per leerling aan de byzondere scholen uit te betalen "bedrag ingevolge art.101,de kosten van schoolmeubelen,leer- "en hulpmiddelen van de openbare school in rekening brengen. "Daarvoor wordt het gemiddeld bedrag per leerling verhoogd "en zijn de bijzondere schoolbesturen derhalve in de gelegen heid voor de andere uitgaven ten behoeve van het onderwijs "een hooger bedrag te besteden dan ten behoeve van de openba ars school daarvoor is aangewend. "Ten aanzien van de kosten voor schoolbehoeften,leer-en hulp- "middelen bestaat voor de byzondere bchoolbesturen dan boven- "dien nog weinig beperking.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 191a