y;l-.
ine al
Snij
ne iv em
•ov' e^ao
geeren. Indien dit geval zich voordeed,
zouden wij echter niets anders kunnen
deen als afkeuring over die handelwijze
uitspreken#
De artikelen 25 en 26 der Gemeentewet
noch eenige wetsbepaling doen daartegen
eenig middel aan de hand.
In het onderhavige geval is voorts geen
w bewijs geleverd, dat de heer Brouwers
16 j btOOW
zijn lidmaatschap ten eigen bate zou heb-
ben misbruikt. De heer Knibbeler heeft
w daaromtrent uitlatingen gedaan, ook tegen-
over leden van den Raad en dit is in de
Raadsvergadering medegedeeld.
i j:
Door den heer Brouwers worden de beschul-
f ic:
M digingen van den heer Knibbeler ontkend.
Het is daarom onmogelijk daaromtrent eene
uitspraak te doen. Wij kunnen nooit eene
beschuldiging, wlke tegsn eenig lid van
w den Raad wordt uitgebracht, aanvaarden,
wanneer daarvoor niet een afddiend bewijs
wordt geleverd. Wij kunnen in deze de
houding van den heer Knibbeler geenszins
bewonderen. Zijn brief van 18 Januari 1930
kon slechts den indruk wekken, dat Leden
van den Raad andere woorden hadden over-
iJ .ier- 'T&L ,u.Jt noxinek et .ii
n gebracht als door hem, Knibbsler, tot hen
H waren gesproken en dat zij dus den heer
nee ,©IoeJbi nv stf aeiix'xd
Brouwers zonder eenigen grond hadden ver-
dacht gemaakt.
-ae. O'id-ev sli ic .,,1 afcl.» xxo;.. i
Uit het door den heer Laurey ingesteld
:i r 7 'ir X ij r
onderzoek
ït v L: r - k C
t
Ir
r 'f t r!!
C\ JL v.- i.
f- ,"i j- f 1
c f
4, i. V
'f.: j:.i I a f;is el. r
::i au aeta.t'x'ïf. v .ds yrileÊm- i eijsö