ning moeten komen, dat hij lasterde. Om terug te komen
op de zaak waarom het hier gaat, het volgende: De heer
Van Mierlo haalde in de vorige zitting, aan waarschuwing
aan van mijn partijgenoot Dr. Wibaut. Hij laat deze
zeggen het is de plicht van goede gemeentepolitiek om
door voorzichtig fiaancieel beleid te voorkomen, dat al
dus het particulier kapitaal het gemeentebedrijf kan
verorereh M.
Ik heb daar direct op geantwoord, dat deze waarschuwing
zeker geen verband hield met het noodwenigg bouwen van
een Raadhuis. Ik had het vermoeden, dat de heer Van Mier
lo dit meer zeide om mij te intimideeren, wat natuurlijk
niet de gewenschte uitwerking had» Het de borige maal
genoemde nieuwe Raadhuis te Hilversum is ook in benarde
tijden tot stand gekomen en ook dat gebouw heeft zijn
historie, doch deze wijkt toch wel een klein beetje af
van de historie die het ongeboren kindje te Ginneken
reeds heeft.
In 1800 telde Hilversum slechts J500 zielen; in 1880
bijna 10000 en in 1905 telde het dorp 26000 inwoners.
In 1905 kwam het Raadhuis-vraagstuk aan de orde, omdat men
begreep, dat het. bestaande aardige, intiem, doch weinig
accomodatie biedende dorpsraadhuis in de toekomst geens
zins aan de noodzakelijk te stellen eischen zou voldoen.
In 1917 maakte de. secretaris, de heer Kardur, aanmerking
op het ontwoypen plan, omdat er niet voldoende rekening
was gehopden met de eischen, welke de gemeentelijke admi
nistratie stellen moet, terwijl het onvoldoende rekening
hield met de toekomst, welke groote toeneming van de be
volking in uitzicht stelde.
In 1918 werd besloten den bouw aan den Directeur van
Publieke Werken den heer Dudok op te dragen en het defini
tieve