13. In 1926 werd ongeveer f* 16000.- besteed aan verbouwing en hermeubileering van bet raadhuis* Wel beweren Burgemeester en Wethouders;: dat geen uitbreiding werd verkregen* Maar al weer spreekt U Uzelf tegen, wanneer U thans zegt, een kamer te hebben, dat U geen betere kunt verlangen* En in 1925/1926 was U met geen mogelijkheid te bewegen naar boven te gaan* Reeds ISredero zei de: t kan verkeeren* Hierdoor meende men vrij algemeen voor langen tijd van het raadhui s-vraagstuk ver lost te zijnw' Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1927 werd dan ook over de raadhuiskwestie in alle talen gefwegen* Toch hebt U, minheer de Voorzitter, vrij spoedig na het optreden van den nieuwen Raad weer het raadhuis-vraagstuk op het tapijt gebracht, waarbij U aan Uwe wenschen trachtte kracht bij te zetten, door U te beroepen op wenschen van wijlen den toenmaligen Commissaris der Koningin, baron Van Voorst tot Voorst* tie VOORZITTER KX5ÜXSXKXXX protesteert er tegen, dat de Commissaris der Koningin in het debat betrokken wordt* De heer SPREHGER vervolgt: Gelukkig toonde de Raad weinig neiging met Uwe verlangens rekening te houden, er waren dan ook niet minder dan acht raadsleden, die voor de uitgave van g* léOOO*- - de volle verantwoording droegen, immers tot die verbouwing is besloten tegen het uitdrukkelijk prae- advies van Burgemeester en Wethouders* Burgemeester en Wet houders hebben hun standpunt, dat de verbouwing weggegooid geld zou zijn, duidelijk genoeg naar voren gebracht; zij wenschten niet mir nichts, dir nichts mede te werken aan den bouw van een nieuw raadhuis, daardoor ontkennende het groote nut van de ook naar mijne meening terecht bestede f* 1'6000*-, waarvan maar een klein gedeelte diende voor het in stand houden van het bouwwerk als zoodanig:verzakte balk lagen* Dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 193