speelplaats bij die school niet juist en niet volledig
is weergegeven op bladzijde achterzijde der notulen.^
Door hem is gezegd: In 1920 koesterden wij, voorstan-
ders van de openbare school, de hoop: de oude school
strijd verdwijnt, er komt eene eerlijke konkurrentie
ten bate van het onderwijs, ten bate van het kind.
Nu moeten we .verklaren, gezien de wijze, waarop de
bevredigingsgedachte wordt uitgevoerd en toegepast:
we hebben ons in 1920 vergist. Bij de voorstanders
van het bijzonder onderwijs hebben zij blijkbaar niet
dezelfde mentaliteit als wij. Daar niet eene loyale
uitvoering van de wet, maar misbruik maken van be
palingen, pogen door de mazen van de wet heen te
gaan" Aldus sprak de heer. Oud op de algemeene
vergadering van Volksonderwijs in October 1929.
Na een paar voorbeelden genoemd te hebben,
vraagt spreker, of de voorstanders van het bijzonder
onderwijs niet een zeer gevaarlijk spel spelen.
Wanneer straks eene wijziging der wet komt met strengere
bepalingen, wat wel het geval zal zijn na het ver
schijnen van het rapport der commissie Rutgers, dan
komt aan de voorstanders van het bijzonder onderwijs
de twijfelachtige eer toe, dat zij die strengere
bepalingen hebben in de hand gewerkt.
Het is voor spreker onbegrijpelijk, dat menschen
met eene achtenswaardige positie in de samenleving
zich daarvoor leenen.
De VOORZITTER zegt, dat van deze bemerking ook
aanteekening zal geschieden in de" notulen.
De heer SPRENGER merkt, naar aanleiding van de
notulen van 1 September 1931, nog op, dat de be-
noeming
J Lc-frX f j f