Daarnaast hebben wij de bonafide arbeiders, die
noch* onder den steun noch werkverschaffing vallen»
Zal men die menschen met wat brèod te geven helpen?
Heeft men er wel eens aandacht aangeschonken, hoe
een huishouden er uit ziet, wanneer de inkomsten,
een jaar,en er zijn er bij van nog langeren tijd,
net voldoende zijn om huur te betalen en het hoogst
noodige voedsel aan te schaffen? Ik hoop, dat de
Raad van de dwalingen zijns weegs terug zal keeren
en zal leeren te begrijpen, dat het mede zijn taak
is te zorgen, dat een gezin buiten zijn wil tot
het pauperisme vervalt.
Nu hoor ik mij reeds toevoegen: dat is de
taak van particuliere instellingen',1 of, waar de
heer Loerakker zoo vaak mede schermt: "van het
particulier initiatief".
Neen, mijne heeren, dit is een taak voor de
overheid. Deze menschen, zij hebben recht op een
bestaan, evenzoo als zij, die zich in weelde baden.
Deze zijn zelf de schuldigen, dat hun stelsel faalde,
waardoor zij, die niets bezaten, op straat zijn ge
worpen, nu aan hun arbeidskracht niets of te weinig
te verdienen valt. Dit deel van de samenleving moet
geleerd worden, dat zij den plicht hebben hun mede-
menschen, ook in de voor hun ongunstige tijden, het
leven van hun arbeiders mogelijk te maken en wel
u
door middel van het belastingbiljet.
Deze dwang lijkt mij voor-alsnog voor hen beter
te zijn, dan dat zij op een andere wijze gedwongen
zullen worden aan die plicht te voldoen. Deze wenk
moge de meerderheid in de commissie voor Sociale
Aangelegenheden ook ter harte nemen, die tevens
n QK„
ra -