dat het mij niet onaangenaam zou zijn, indien de vooretellen zouden worden gewijzigd. Ik meende toen niet verder te moeten gaan. De Raad nam de ver&oogingsvoor steil en met groote meerderheid van stemmen aan. Thans ben ik echter de meening toege daan, dat de salarisregeling boven de financieele draagkracht der gemeente uitgaat en,gezien de aanzienlijke daling,die de levensstandaard sindsdien heeft ondergaan, acht ik het noodig hieraan eenige aandacht te schenken. Daar een der leden van het tegenwoordige College van Burgemeester en Wethouders zich toen reeds tegen de verhoogingen verklaarde en een ander lid zich bij de jongste regeling van steun en werkverschaffing zich beriep op de financieels gevolgen daarvan, zou ik Bur- gemeester en Wethouders in overweging willen geven, of op de skkarissen niet kan worden bezuinigd zonder afbreuk te doen aan de billijkheid en het algemeen be lang. Wat de werkeloosen-zorg betreft? Zeer zieker vordert deze groote uitgaven, doch deze uitgaven zijn noodzakelijk, omdat hiermede de nood moet worden gelenigd van een groep mede-menschen, die tot werkloosheid zijn gedoemd en daardoor zonder eigen schuld zonder middelen van bestaan zijn. In gunstiger tijden was de arbeider onmisbaar in de maatschappij en niet zelden werd door het kapitaal c woekerwinst gemaakt op de voortbrengselen van den arbeid. Thans nu de arbeider zich zijn plaats in de maatschappij ziet ontnomen, heeft hij recht op een behoorlijken steun en wanneer onverhoopt de over heid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1931 | | pagina 430