Bij het instellen van een crisis-comité werd door mij verzocht, ook de Bredasche Bestuurdershond uit te noodigen een candidaat te stellen in dat Comité. Burgemeester en Wethouders, dapper gesteund door den heer Loerakker, dachten er niet aan, dit versoek in te willigen, het van oude bekende liedje, er is hier geen afdeeling, deed hier weer dienst. Burgemeester en Wethouders hebben echter buiten de waard gerekend en kregen van hoogerhand een wenk, wel iemand uit het machtige N.V.V. toe te laten. Nu zou men van een hoogstaand College verwachten, dat zij de Bredasche Bestuurdersbond alsnog zou uitnoodigen een vertegen woordiger aan te wijzen. Mis hoor, zoo hoog gaat het College niet. Zij deden zelf een keus uit de/ lijst der werkloozen en deden verder geen mond open. Totdat het national^ comité ons berichtte, dat aan onzen wensch was voldaan. Geen bericht aan de Bredasche Bestuurdersbond noch aan mij, die het verzoek des- tijds deed. Van samenwerking gesproken. Mijnheer de Voorzitter, ik heb het vorige jaar gewezen op de manier, waarop de Roornsch Katholieke z.g. arbeiders afgebaardigden gekozen zijn geworden. Ik wees er toen ook op, dat de tijd nog moest leeren, welk vleesch wij met deze afgevaardigden in de kuip hadden, na dit eene jaar kom/ ik tot de conclusie, dat dit vleesch zeer goedkoop is geweest, maar het is er dan ook vleesch naar. Als de Roornsch Katholieke arbeiders zich nooit vergist hebben, dan hebben zij het bij de stembus van 193! wel gedaan. Of dachten deze arbeidersafge'va.ardigden, dat zij de arbeiders een dienst bewezen, om mede te werken mij uit de Commissie voor Sociale Aangelegenheden te weren? Van de K X

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1932 | | pagina 122