verhooging kwamen, welke echter door de tijdsomstan
digheden zijn achterhaald. Niettegenstaande komt
thans een voorstel de bestaande misstand bestendigen.
De toezending van dit voorstel beschouwt spreker
als een formaliteit, waaraan wel niets meer te doen
Hi
zal zijn. Spreker verwondert# er zich over, dat
juist van organisatie-menschen nu de gedachte wordt
geuit tot verdere korting, terwijl $uist de Organisa
tion Jflö n^/jJiA/raK-'u. xSOXr 9U
ties er. tegen zijn. Dat acht spreker van personen met
leidende functies iets ongehoords. De ambtenaar is
altijd.de man, die de klappen krijgt. Meer dan de
korting stuit spreker tegen de borst de wijze, waarop
dit geschiedt.
De heer VAN GESTEL ie van oordeel, dat de pogin-
X X
gen van de organisaties om de loonen hoog te houden
de grootste rem is voor verbetering mn den algemeenen
toestand.
o.tvo:
De heer PIJNAPPEL acht de kwestie niet zoo een-
V«/.. i 'j
voudig.
De heer BRINKERHOF is van oordeel, dat de ambtena-
ren weer maar moeten goed maken, wat door het kapitalis
me fcs verknoeid.
l*VAVVA o 31 Ulli. V WJLVJ 1199 J
De heer VAN SWOL betoogt, dat menschen met hoogere
vU (ii 't X
siiarissen gemakkelijker iets kunnen missen dan degene^,
X9 a9yyva xxsq qo ajiq
die een lager salaris hebben. Spreker wenscht progees-
sie in de kortingen.
De heer SPRENGER acht dit alles mosterd na den
maaltijd. Men had instemming moeten betuigen, toen
spreker voorstelde de Tweede Éamer te waarschuwen
tegen aanneming van het.kortingswetje. Mede door de
&»x0.-DjLd rrxsjD iBDdiw TIUBOB^II
partij, die hier de meerderheid heeft, kwam het
kortingswetje tot stand. Men had toen moeten protes-
w <-;.v
teeren
*- A. V ■- 'X
3J7£?XlI eo9-DXXW <2iuii^AiwiQ ^CS0H S*J.