10 Maart 19'33.
^16.
en de leden van den Raad of artikel 5 v^n het
contract de huurster toestaat om nieuwe gehouwen te
plaatsen op het terrein. Spreker is van meeningjjj dat
hiervoor de goedkeuring- van den Raad noodig is. Mocht
de huurovereenkomst worden verbroken, datL zal een com
missie van arbitrage moeten uitmaken of de nieuwbouw
heeft bijgedragen tot waardevermeerdering van het goed
en sou het kunnen gebeuren, dat de gemeente meer ver
goeding moet geven voor de gebouwen, dan het geheele
goed waard is. De Raad moet weten, wat hij doet. Het
zou kunnen gebeuren, dat vergoeding moet worden gege
ven voor de gebouwen. Spreker beveelt den Raad de
uiterste voorzichtigheid aan met Bouvigne. Hij vraagt
zich af, of de nieuwbouw bijgedragen heeft tot de
schoonheid van Bouvigne. De mooie moestuin was te ver
kiezen boven dat gebouw. Spreker wil den Raad nog tij
dig een waarschuwing toeroepen.
De VOORZITTER zegt, dat men niet heeft kunnen
zien, wat in de toekomst zou gebeuren. Het contract
zou nooit tot stand zijn gekomen, wanneer die bepaling
niet was opgenomen. Voor allerlei wissewasjes wilde
huurster niet van een raadsvergadering afhangen; als
zij iete te vragen had, meende zij te kunnen volstaan
met Burgemeester en Wethouders. Het toen zittinghebbend
college had niet kunnen voorzien, wat zou kunnen ge
beuren, anders was het contract niet tot stand gekomen.
Men kan over den bijbouw denken, zoo men wil. Om een
huurder te hebben, moesten we iemand vinden. De bij
bouw moest worden gebouwd, doch had niet het enthou
siasme van Burgemeester en Wethouders. Monumentenzorg
is een instituut, wat zijn sporen verdiend heeft;
wanneer die zijn sanctie geeft', zijn wij voldoende
gedechargeerd.
v