Verg. 21 December 1953»
Niettegenstaande deze tegenstrijdigheid, mijnheer de
Voorzitter, zou er toch een budgetair evenwicht moeten worden
verkregen.
Kon dit dus niet door de uitgaven te verminderen, dan
moest dit noodgakelijkerwijze verkregen worden door vermeer
dering der inkomsten, dus door maar steeds weer nieuwe lasten
op de bevolking te leggen, die toch al reeds op verschillende
wijze zoo zwaar getroffen is.
Had de ontwerp-begrooting nu ook maar eenige aanwijzing
bevat, dat Burgemeester en Wethouders van den ernst van den
toestand doordrongen waren en zij dienovereenkomstig tenmin-
ste ook maar gepoogd hadden het evenwicht naar beide zijden
te benaderen dan, mijnheer de Voorzitter, had dit voor den
Raad het bewijs geweest, dat Burgemeester en Wethouders even
zeer overtuigd waren, dat versobering dringend geboden is.
Maar helaas, geen enkel symptoom wees daarop; ja, sterker,
het ontwerp was een volmaakte aanduiding, dat Burgemeester en
en Wethouders ook dit jaar nog wenschten door te gaan in de
zelfde lijn als vorige jaren.
Het behoeft U dan ook niet te verwonderen, mijnheerMe
i
Voorzitter, dat in alle afdeelingen hierover bemerkingen zijn
gemaakt en dat hieruit wel bleek, dat de Raad van oordeel was,
dat er veranderingen van beteekenis in de ontworpen begroo
ting moesten worden aangebracht.
Niet ten onrechte werd in een der afdeelingen de opmerking
gemaakt, dat het resultaat van het standpunt van Burgemeester
en Wethouders was geweest, dat het eindcijfer der begrooting
19^4 ruim f, 5^000.- hooger was dan dat van de begrooting
1933.
Nu wordt dit door Burgemeester en Wethouders in de Memo
rie van Antwoord wel ontkend en gezegd, dat het eindcijfer der
aangeboden begrooting 193^ slechte ruim f. *1-6000.- hooger is
dan
10.
i
-j li.) X