dan het eindcijfer der begrooting 1933, zooals deze door den Raad is vastgesteld; vast staat toch en Burgemeester en Wethouders geven dit ook toe, dat het eindcijfer der begrooting steeds stijgende is. Ter motiveering voeren Burgemeester en Wethouders aan, dat verschillende posten van uitgaaf aanmerkelijk hooger geraamd moesten worden en dat posten van ont vangst lager gesteld moesten worden. Welnu mijnheer de Voorzitter, het streven van Burgemeester en Wethouders had moeten zijn te trachten te voorkomen, dat posten van uitgaaf verhoogd moesten worden, tenminste voor zoover daarbij geen vitale be langen der gemeente betrokken zouden zijn. En nu geef ik direct toe, dat in deze benarde tijden op posten als: subsidies aan Armbestuur, werk- verschaffing en steunregeling niet besnoeid kan en mag En met dit te erkennen, mijnheer de Voorzitter, wordt nog eens opnieuw als een schreeuwende waarschuwing vastgenageld in welke zware en ellendige tijden wij leven, waar op zoo'n demonstratieve wijze wordt aange- toond, welk een groot deel van het gemeentelijk inkomen emd t bestuaaasÉ moet worden om in het allernoodzakelijkste van onze meest getroffen medeburgers te kunnen voorzien, Dit is^en plicht, mijnheer de Voorzitter, welke op de gemeenschap "rust en waaraan wij ons geenszins kunnen en mogen onttrekken. Echter hebben wij ons hierbij wel terdege er reke- ning van te geven, dat wij dezen plicht ook moeten kun- nen volhouden. Want op de vraag: hoe lang nog mijnheer de Voorzitter, kan niemand onzer een antwoord geven. En daarom moeten wij deze vraag des temeer in het oog worden; integendeel,zoo noodig,moeten deze verhoogd worden. a

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 135a