dan in Ginneken.
Ik heb gemeend, mijnheer de Voorzitter, met dit
overzicht van de draagkracht der belastingbetalende
burgerij te hebben aangetoond, dat Ginneken nog steeds
een financieel krachtige gemeente is.
Ik geef direct toe, dat de cijfers voor het laatste
jaar ongunstiger zullen zijn, maar toch geloof ik, dat
ook deze nog geen verontrustend beeld behoeven te geven.
Maar dit alles, mijnheer de Voorzitter, mag geen
vrijbrief zijn om deze burgerij maar steeds weer op-
nieuw te belasten.
Wanneer wij dat wel zouden doen, dan zou inderdaad
de toestand wel eens verontrustend kunnen worden.
En daarom doet het zoo prettig aan, dat Burgemees
ter en Wethouders zich na het uitbrengen van het voor-
loopig verslag aan het werk hebben gezet de begrooting
sluitend te maken, zonder dat er een noemenswaardige
belastingverhooging mede gepaard behoefde te gaan.
De belasting op de ongebouwde eigendommen meen ik
als in het vkader der belastingen passend te kunnen
voorbijgaan, terwijl de vermakelijkheidsbelasting toch
wel het allereerst voor een verhooging in aanmerking
moest komen.
Dat het sluitend maken der begrooting niet gemak
kelijk zou gaan, mijnheer de Voorzitter, wil ik gaakne
aannemen en dit temeer niet, waar a8XRïggëü£IKg na de
samenstelling de twee bekende circulaires van de Re
geering zijn gekomen, waardoor j(elke opgezette begroo-
ting werd ontwricht.
Er moest nu toch rekening worden gehouden met een
verminderde uitkeering uit de Gemeentefondsbelasting
en eveneens met een verminderde tegemoetkoming in de
i
kosten
n
f