Verg. 21 December 1953» te Breda bezoekt, over het laatste jaar heeft moeten betalen resp. f. 284-.6k- en f. 165.38, terwijl in tegen stelling daarmede voor eiken leerling op het Lyceum slechts f. 100.- wordt gegeven, welk bedrag voorgesteld wordt nu nog met 25 te verlagen, dan voel ik dat als een schreeuwende onrechtvaardigheid, welke niet kan wor den geduld. En wanneer men daarbij bedenkt, mijnheer de Voorzit ter, dat de ouders dezer leerlingen door het zenden van hun kinderen naar het Lycetun niet alleen de gemeente ont lasten, maar bovendien met hun belastinggeld nog moeten bijbetalen in het schoolgeld van de kinderen, die het Gymnasium of de R.H.B.S. bezoeken, dan wordt deze ongelij ke behandeling nog pijnlijker. Alhoewel ik dit feit dus weer opnieuw moet constatee- ren, mijnheer de Voorzitter, daar wil ik toch niet onre delijk zijn en daarom verklaar ik, dat ik in dit voorstel zaljóberusten, mits niet getracht wordt andere subsidies om de een of andere reden te verhoogen. Ik beschouw deze voorstellen omtrent de subsidies als een soort compromis, dat te aanvaarden of te verwer pen is. Wordt er echter aan getornd, dan vervalt daarmede het voorstel van Burgemeester en Wethouders en kunnen dus de Wethouders zich, naar mijne meening, ten opzichte van eenig voorstel absoluut vrij beschouwen. Men beschouwe dit nu niét als een dreigement, mijn heer de Voorzitter, verre van daar, ik wensch den Raad niet te intimideeren. Ik stel er echter prijs op, dat de laad zal weten, dat de aanvaarding van de voorgestelde subsidies voor het Lyceum voor mi$ en mijn fractiege- nooten wel het zwaarste offer beteekent, doch dat wij bereid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 139