reid zijn daarover heen te stappen, zoo elk voor zich ten opzichte van een ander soort subsidie ook een offer weet te brengen. Verder, mijnheer de Voorzitter, wil ik nog iets zeggen over het voorstel tot peösioenstorting door het gemeentepersoneel. Waar Burgemeester en Wethouders in hun memorie van antwoord zeggen, dat het hun billijk voorkomt, dat deze pensioensbijdrage op 8^ moet worden vastgesteld, daar kan ik deze meening geheel onderschrijven. Nu weet ik wel, mijnheer de Voorzitter, het is verre van prettig, wanneer men in zijn inkomen wordt gekort; maar men blijve toch ook steeds redelijk. t Er is een groot verschil welk soort korting wordt toegepast. Het is een principieel verschil of men korting op zijn salaris krijgt dan wel dan men zijn C eigen pensioen betaalt. Het eerste is men kwijt en verdwijnt in een bodem- looze put, terwijl in het tweede geval men het ook kwijt is, maar dan wordt het toch besteed ten eigen bate en beteekent het uitgesteld loon, dat men in den vorm van pensioen gaat terugontvangen. En hierdoor krijgt een pensioensbijdrage een ander karakter dan een korting. Principieel ben ik dus voor de pensioenskorting en wel voor de volle storting; echter of deze storting nu in eenmaal, dan wel in gedeelten moet worden toegepast, daarover valt nóg te praten. Bij deze kwestie, mijnheer de Voorzitter, moet óok niet uit het oog worden verloren, dat de ambtenaren niet in die mate den ongunst der tijden hebben ondervonden als de andere inwoners der gemeente. c - X J u' Jr ■J

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 139a