lende factoren rekening worden gehouden. Op den voorgrond moet hierbij staan, mijnheer de Voorzitter, dat de arbeid een tweevoudig karakter heeft, een individueel en een sociaal karakter. Het is onmogelijk den arbeid op dejrf juiste waarde te schatten en naar gelijkwaardigheid te beloonen, als de sociale en individueele aard ervan buiten beschouwing blijft. Daarbij moet met drieeriei factoren rekening worden gehouden: a. het onderhoud van den arbeider en zijn gezin; b. de omstandigheden waarin de onderneming verkeert; c. de eischen van het algemeen belang. Ga ik nu het eerste punt na, mijnheer de Voor zitter en moet ik voor mijzelf vaststellen of het loon van het gemeentepersoneel zoodanig is, dat daarop geen korting ten behoeve van eigen pensioen kan worden toegepast, dan kom ik daarbij tot een bevestigend antwoord* Het loon van ieder, subjectief beoordeeld, kan geacht worden te voldoen aan den gestelden eisch, zoodat het is een alleszins gerechtvaardige beloo- ning voor gepresteerden arbeid en een eventueele toegepaste korting dus niet in strijd is met de geciteerde rechtvaardigheid. Deze conclusie, mijnheer de Voorzitter, wordt door de twee andere genoemde factoren nog aanmerke lijk versterkt. Immers als tweede en derde factor heb ik aange- voerd de omstandigheden waarin de onderneming ver keert en de eischen van het algemeen belang. Welnu K f t t C K «- J.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 140a