en Wethouders wijzen in hun antwoord er op, dat T. 3C. - 1 het Burgerlijk Armbestuur een zelfstandig lichaam is; dat moge formeel juist zijn, doch dat sluit niet uit, dat het Ooilege in deze niets zou kunnen doen. Boven- dien is de samenstelling van het Bestuur zoo, dat men daar ook wel gevoelig is voor een wensch van den Raad; ik ben er van overtuigd, dat zij zelfs deze gaarne zal opvolgen. Meermalen heb ik er op gewezen, dat zelden of nooit met geld wordt gesteund, doch uitsluitend in natura. Het steunen in natura kan in sommige geval len opvoedend werken, doch in deze barre tijd,, waarin ondersteund zijn dagelijksche gebeurtenissen zijn, moet men toch rekenschap nemen met hen, die om ondersteuning aankloppen. Bovendien hield het Bestuur geen rekening, dat deze menschen moesten wonen, want huur werd er nooit verstrekt noch betaald om van water en licht maar niet te spreken. Mijnheer de Voorzitter, dit is wel een manier om menschen wegens huurschuld op straat te laten zetten, om zoodoende de menschen buiten de gemeente te jagen, doch ik kan ook weer moeilijk aannemen, dat dit de bedoeling vantf het Bestuur is, althans enkele personen, die er in zitting hebben, zijn voor mij een waarborg, dat dit niet het geval is. Ik hoop, dat de Raad of Burgemeester en Wethouders den wensch aan dat Bestuur kanbaar zal maken. Totrslot, mijnheer de Voorzitter, het volgende: Men mag veronderstellen, dat het niet algemeen bekend is, dat er in onze gemeente veel armoede geleden wordt. Deze armoede is de laatste dagen nog verergerd door de strenge vorst, waardoor de menschen in de werkverschaffing niet meer konden werken. Nu *L

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1933 | | pagina 145a