van l6 December a. s. weer naar de jongensschool
11 sullen worden overgebracht; sij sullen op de
jongensschool het leerjaar doorloopen, waarin
sij sijn geplaatst. De overplaatsing is niet in
strijd met eenige bepaling der Lager Onderwijswet
1920 en evenmin komt er eenig financieel nadeel
uit voort voor de gemeente
Op 31 October 1933 heeft de heer Inspecteur nog een
nadere uiteensetting gegeven omtrent de financieele
gevolgen van de overplaatsing der leerlingen. De
Raad kan ook kennis nemen ven den inhoud der stukken.
Uit de brieven van den Inspecteur blijkt o.m.
1. dat ten gevolge van den getroffen maatregel niet
een leerkracht aan de jongensschool te Ulvenhout
zal worden ontslagen;
2. dat na 16 December a. s. de jongens niet terug
zullen gaan naar de jongensschool;
3» dat niet is gehandeld in strijd met de wet;
k-, dat geen financieel nadeel wordt toegebracht
aan de gemeente,
laar aanleiding van den brief d.ö. 9 October 1933
no. 4-8 van de Schoolcommissie moeten wij opmerken,
dat ingevolge artikel 184- tweede en vierde lid der
L.O. Wet 1920 de Commissie adviezen met betrekking-
tot het lager onderwijs in de gemeente en inlichtingen
heeft te verstrekken aan het Gemeentebestuur en het
rijksschooltoezicht. De Commissie heeft een onjuiste
opvatting van de beteekenis dezer bepalingen. Onder
gemeentebestuur wordt hier in verband met artikel
151 der Gemeentewet verstaan het College van Burge
meester en Y/ethouders. De Schoolcommissie heeft als
zoodanig contact met ons College en niet met den
Raad