Verg, 50 Aug, 195*+»
De heer BRINKERHOF hoopt, dat Gedeputeerde
Staten zijn woorden zullen vernemen. Hij begrijpt
niet, waar Gedeputeerde Staten zich mee bemoeien.
Hij wil Gedeputeerde Staten wij zen op de bepalin
gen der Gemeentewet, Hij wil hun opmerken, dat we
vergaderingen hebben van vijf uur. Verschillende
vergaderingen worden verdaagd tot een volgenden
dag. Voor drie gulden moet twee dagen worden ver
zuimd, De arbeider-raadsleden moeten hun loon der
ven, Het is onmogelijk om tien uur voor dezelfde
agenda te zitten. Als men alleen in den Raad zit
•i,S het ondoenlijk de belangen van de gemeente te
'behartigen, wanneer maar weinig vergaderingen worden
gehouden, We moeten de agenda's bestuddeoen. Het is
een onoverk-omenlijk bezwaar, dat de agenda's zoo
lang zijn. Spreker hoopt, dat Gedeputeerde Staten
hiervan zullen bericht worden.
De heer LOERAKKER meent, dat de heer Brinker
hof aan Gedeputeerde Staten een wapen in de hand
heeft gegeven om- zich tegen het reglement van orde
te keeren. Hij heeft in de kaart-van Gedeputeerde
St^en gespeeld, Het gaat hier niet om f&ancieele
reden; het gaat" hier ook niet om }?erkgevers of
werknemers, Briukorhof had beter gedaan te zwijgen
over de financieele zijde der kwestie. Zijn betoog
geeft den indruk, dat de wijziging van het reglement
van orde een obstructie is tegen Gedeputeerde Staten,
Het motief van den Raad is alleen geweest een maat
regel te treffen tegen de lange agenda's. Het be
lang der gemeente eischt, dat we elke maand verga
deren, Het beswaar van blanke agenda's ziet spreker
niet in. Spreker juicht toe, dat het College van
Burgemeester en Wethouders tot de overtuiging is
gekomen, dat lange agenda's niet gewensoht zijn.
Hoe kleiner de agenda's zijn, hoe vruchtbaarder
de vergaderingen kunnen zijn.
De heer BRINKERHOF zegt, dat hij hetzelfde heeft
'gezegd, toen Gedeputeerde Staten den eisch hebben
gesteld het presentiegeld van f, 5»- °P 3»~
te brengen. Voor arbeiders is het onmogelijk de
functie te vervullen. Er moet een vergoeding wor
den toegekend voor hetgeen gepresteerd wordt. Het
wordt moeilijk de functie te vervullen en het wordt
onmogelijk gemaakt door een gril van Gedeputeerde
Staten,
De hee'r LOERAKKER zegt, dat dit alles niets
met de kwestie te maken heeft. Hij meent, dat de
heer Brinkerhof zijn mond dicht moest houden. Het
lijkt wel of het een repressaille maatregel is tegen
Gedeputeerde Staten, die het presentiegeld ver
laagd hebben.
De heer BRAAKHUIS wi3# het betoog van den heer
Loerakke^r onderschrijven. Het presentiegeld is
niet