Verg. 28 December 193^»
verschillende afdeelingen geseten. Wanneer de
"begrooting in een volgende vergadering moet worden
■behandeld, zal dit een tijd duren, want voorloopig
zai die raadsvergadering niet kunnen worden gehou
den. Soreker zou willen voorstellen de behandeling
vanjie begrooting nu te doen plaats hebben. Het
"staat geheel in het kader van den goeden wil.
De heer LOERAKKER stuunt het voorstel van den
heer Braakhuis. De stukken heeft hij Zaterdag pas
thuis gekregen en hem heeft den tijd ontbroken ze
te bestudeeren. De goede wil zit wel voor en
spreker h.eeft er niets op tegen de begrooting voor
het einde van het jaar af te doen.
De VOORZITTER merkt op, dat er vroeger geen
centraal rapport was en dat de begrooting punt
voor punt werd behandeld; De zaak is nu zoo ont
zettend vereenvoudigd, dat we er best doorheen
kunnen komen»
De heer BRAAKHUIS heeft niet veel meer aan te
voeren. Hij meent in het antwoord van den Voorzit
ter te moeten beluistéren, dat hij critiek heeft
willen uitoefenen op het toezenden der stukken»
Het was spreker bekend, dat het verslag laat zou
komen. De strekking van zijn betoog heeft geens
zins ten doel critiek uit te oefenen op het beleid
tean Burgemeester en Wethouders. Spreker acht zich
gerechtvaardigd dit voorstel te doen.
De heer BRINHERH-OF i.s ook damee^ning van den
heer Braakhuis toegedaan-. De leden zijn niet voor
bereid. Spreker heeft het centraal rapport niet
kunnen inzien.
De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethou
ders hun voorstël handhaven om de begrooting af te
handel en.
r .De heer VAN GESTEL zegt, dat, wanneer verschil
lende raadsleden aanhouding verzoeken, hij stemming
niet noodig acht.
jHet voorstel van den heer Braakhuis tot aanhou
ding van de behandeling der begrooting, gesteund
door den heer Van Mierlo, komt in stemming. Het
wordt aangenomen met twaalf tegen drie stemmen.
Voor stemden de heeren: Van-Gils; Brinkerhof;
Rops; Pijnappel; Van Miério; Braakhuis; Savenije;
Van Swol; De Hoon; Këssel; Loerakker en Van Gestel.
Tegen stemden :de heeren: Van Opstal; Oomen en
Verdaasdonk.
Vragen 7. VRAGEN VAN DEN HEER J.D.F. BRINKERHOF
Brinkerhof BETREFFENDE HET BURGERLIJK ARMBESTUUR
betreffende VAN GINNEKEN/
Armbe stuur
Ginnek-en. --De heer BRINKERHOF zegt: Mijnheer de
Voorzitter. De vragen, die ik richtte
betreffende het -Armbestuur te Ginneken,-; waren
niet gericht aan het Armbestuur, doch aan Burge
meester en Wethouders, wetende en erkennende, au
dit Bestuur een zelfstandig lichaam besturen, dc--
die verantwoording schuldig zijn aan Burgemeéste.
en Wethouders. 5 Hiermede