Verg. 28 December 19 3^-»
11 burgerlijk armbestuur voor den 16 November 193^
11 geen kennis droegen van het bestaan van het
reglement en de reden waarom dit verzuim heeft
11 plaats gehad? geven Burgemeester en Wethou
ders evenmin antwoord, doch het Burgerlijk armbe
stuur geeft een antwoord, dat ons eveneens tot
nadenken noopt»
Het bestuur zegt: Op 16 November 193^ was
"geen der leden na eenig nadenken onbekend met het
"bestaan van het reglement, waarvan een exemplaar
"in de vergadering van 2 3 Februari 1932 werd uitge
reikt aan de toen zitting hebbende leden en in de
"vergadering van 26 April 193^ aan de nieuwbenoemde
"leden J.J.van Oyen en A.Kloonen. Zooals uit de no-
tulen blijkt, werd het reglement in de vergadering
"van 29 Maart 193^ behandeld, terwijl het ook in
"l&tere vergaderingen bij de behandeling van zaken
"herhaalde malen ter sprake is gekomen en werd in
gezien."
Uit dit antwoord komt toch duidelijk naai voren,
dat men niet direct met het reglement bekend is.
Drie leden heb ik gewezen op het bestaan van het
reglement en geen van drieen was er mee bekend; na
herhaalde vragen mijnerzijds was er een lid, die
van het bestaan van het reglement iets doordrong.
Doch de secretaris-penningmeester bestreed heftig
mijn beweren, dat er wel een reglement was„
Mijnheer de Voorzitter, ik heb hiermee zoo kort
mogelijk aangetoond, dat een verordening, door den
Raad vastgesteld, niet wordt nageleefd; éat het
toezicht van Burgemeester en Wethouders op de nale
ving van deze verordening niet wordt nagekomen
Ik spreek daarbij den wensch uit, dat alle arti
kelen in dit reglement nagekomen zullen worden, zoo
als, zij het uitdrukken en dat ik inzage krijg van
die stukken, waarop ik volgens enkele artikelen
-recht heb. Voorts dat Burgemeester en Wethouders
het burgerlijk armbestuur hiervan in kennis sthllen.
De heer LOERAKKER merkt op, dat we hier weer de
zelfde kwestie, van het burgerlijk armbestuur hebben.
De kwestie is maar, hoe men de zaak beziet. Spreker
had niet anders verwacht. De S.D.A.P. staat tegenove:
het armbestuur anders dan noodig is. Wanneer de heer
Brinkerhof aan spreker had gevraagd, of hij het
reglement kende, dan had hij hem de deur gewezen.
Een lid van het burgerlijk armbestuur is aan den
heer Brinkerhof ^een verantwoording schuldig, hoe
hij zijn taak opvat. Het is gebleken, dat het arm
bestuur zijn taak niet heeft opgevat, zooals de heer
Brinkerhofdat wil, maar zooals een goede armenver
zorging dat eischtè Als een lid niet thuis is, waar-
gaat de aanvrager dan naar toe? Naar den secretaris
penningmeester, want men weet, dat men bi$ hem te
recht kan. De heer Brinkerhof gaat de letters ziften
Op het oogenblik krijgt men een voorproef, hóe het
gaat, wanneer de Raad zal besluiten, het armbestuu-
om te zetten in maatschappelijk hulpbetoon.
De