Verg. 3 Sept. 1935.
de samenstelling, de eischen van benoembaar-
heid en de bezoldiging van de gemeente-poli-
tie, als bedoeld in bet derde lid van arti-
kei 223 der Gemeentewet.
Deze verordening is op Mei 1935 gewijzigd,
Door den Commissaris der Koningin is d.d.
Juli 1935 a, No. 6, le Afd. bericht, dat
de Minister van Binnenlandsche Zaken alsnog
eenige wijzigingen in die regeling noodig
acht. wij stellen voor aan hét verzoek van
den Minister te voldoen. Het omtwerp is over-
gelegd van een verordening, waarin de door
den Minister noodig geachte wijzigingen zijn
11 aangegeven. Bovendien wordt thans ook voorge-
steld de mogelijkheid te scheppen, dat ten
hoogste drie onbezoldigde ambtenaren van
gemeente-politie worden aangesteld. Het kan
11 gewenscht zijn het hoofd van openbare werken,
de personen, belast met den nachtveiligheids-
11 dienst enz. te benoemen tot ambtenaar van ge-
meentepol itie.
Door den Minister van Binnenlandsche Zaken
is v9$zoc"jiC de verschillende verordeningen
tot een samen te voegen.
Wij stellen daarom voor, indien de Raad zich Sï
met de voorgestelde wijzigingen kan vereeni-
11 gen, de verordening van 27 April 1935 en de
wijzigingsverordening van Mei 1935 't:e
trekken en de verordening met de thans aan
te brengen wijzigingen, in haar geheel op-
nieuw vast te stellen,
Wij hebben gemeend deze wijziging thans
reeds te moeten vaststellen, omdat het hoogst
gewenscht is, dat de desbetreffende veror-
dening spoedig wordt goedgekeurd,
De heer BRAAKHUIS zegt, dat de stukken, welke
ter inzage hebben gelegen, van ingrijpenden aard
zijn. De tijd is te kort geweest om die stukken
behoorlijk te bestudeeren. De Raad kan dit nader
onder de oogen zien.
De VOORZITTER Segt, dat geen eind komt aan
de behandeling dezer verordening. Hij zou den Raad
willen adviseeren de verordening vast te stellen.
De heer BRAAKHUIS zegt, dat het inderdaad
een lijdensgeschiedenis is geweest. Dat neemt niet
weg, dat het niet met stoom behoeft te gaan. Dat
het zoo lang heeft geduurd, is niet te wijten aan
den Raad. Het is nu maar een kwestie van eenige
weken en dat kan toch niet bezwaarlijk zijn.
De heer FOEKSN zou mee willen gaan het punt
aan te houden. Spreker kan de materie nog niet
overzien.
De heer BRINKERHOP wil het punt wel aanhouden,
hoewel hij met de bestudeering gereed is gekomen.
Het