Verg. 9 December ■325t •8. wat af gaat moet daar wat bij en wat is eenvoudiger dan de opcenten op de personeele belasting te verhoo- gen? Neen, mijnheer de Voorzitter, met die eenvoudige rekensom ga ik niet accoord. We hebben in ons stel sel van belasting een progressieve heffing; waar om hebben Burgemeester en Wethouders die niet zibo gewijzigd, dat de minstdraagkrachtigen niet meer behoefden te betalen? Maar het,vis nog niet te laat. Burgemeester en Wethouders kunnen de begrooting nog ■even terug nemen om deze fout te herstellen» 0e begrooting voor het waterbedrijf heeft dezelfde fout, ook daar willen Burgemeester en Wethouders de reserve bestemd voor verlaging eenvoudig in de gemeentekas storten. Hoe moeilijk de Regeeuing het de gemeente maakt om een sluitende begrooting te maken, zoo eenvoudig gaan Burgemeester en Wethouders te werk* geen rekenschap gevende of het onbillijk heden, schept. In verband met hetgeen ik zooeven zeide inzake de reserves mag ik wijzen op het verslag van het licht en waterbedrijf, waarin ook gewezen wordt op de reserve voor verlaging van den stroomprijs, die weer gedoemd is te verdwijnen. Over de salarissen mogen we alleen no& maar een beetje praten, althans, wanneer we ons dic&kt er bij neerleggen, wat dep betrokken Minister gaarne zou wenschen. Mijnheer de Voorzitter, ik wil voorop stellen, dat ik niet strijden wil om den strijd, doch hier staat een grove onbillijkheid te gebetoen, n.l0 deze de hooge salarissen blijven intact, geen cent gaat er af en de lagere zullen het moeten be talen. Ik geef den Raad,,-dan ook in overweging den Minister te berichten, dat alleen dan voor een verlaging sprake kan zi,jn, wanneer de hoogere salaris pen het voorbeeld geven. Ik kom nu aan de loonen, mijnheer de Voorzitter. We hebben-de circulaire kunnen lezen die detf Minister aan de Gemeentebesturen zond. We hebben daaruit kunnen vernemen, dat we aan de hand van een formule kunnen nagaan, wat een ge meentewerkman mag verdienen. Jammer is het, mijn heer de Voorzitter, dat we onze uitgaven niet vol gens formule kunnen regelen, dat b.v. de huisbaas niet meer krijgt f. 0.57 verkregen door de formule 8:2 7. Die 8 is het inkomen van een steuntrek kende gedeeld door 2, man en vrouw en dan het quo tient weer deelen 7 dagen van week. Ik moet erkennen, mijnheer de Voorzitter, dat deze formule handig bedacht is, doch ik vraag mij af is deze voor een gemeente wel toe te passen? Heeft men b.v. geen vaklieden die boven het volle dige uitgaan, die men niet gaarne zou missen, waar moeten die onder gerangschikt worden? Hoe zal voor onze gemeente de indëeling zijn in de verschillen de groepen?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1935 | | pagina 176