Verg. 18 December 1936. Bij het heffen van 70 opcenten voor het belas tingjaar 1937/1938 zou dit dus voor 1937 een meerdere opbrengst geven van: 2/3 X 70 van f. 10392.50 afgerond f. 4900.- Verder zou de overgang naar de tweede klasse voor deze gemeente ten bate van den dienst 1937 navolgende ontvang sten opleveren: Hoogere uitkeering uit het gemeente fonds, berekend per aangeslagene in de gemeentefondsbelasting le klasse f.1.- per aangeslagene en 2de klasse f.3»- per aangeslagene p.m. jèOO X f.2.-X 2/3 f» 4800.- Uitkeering uit het werkloosheidssubsidie- fonds berekend per aangeslagene in de gemeentefondsbelasting 3600 X f.0.50 X 2/3f. 1200.- Totaal f. 10900.-. Zooals ook indertijd door ons reeds is opgemerkt, is aan deze klasse-verschuiving het bezwaar verbonden, dat door de inwoners dezer gemeente meer belasting moet worden betaald, welke ten bate komt van het gemeentefonds en derhalve niet ten bate van de gemeen tekas. Zooals gezegd, is de opbrengst van de hoofdsom dezer belasting bij rangschikking in de eerste klas f. 91072.50 en bij rangschikking in de tweede klas f. 1014-65.-. Door de belastingplichtige inwoners moet dus aan het gemeentefonds meer worden betaald f. 10392.50 d. i. ten laste van 1937 2/3 X f. 10392.50 f. 6928.33. Hier staat tegenover, dat de gemeente meer ontvangt: uit het gemeentefonds zme hiervoor f. 4-800.- uit het werkloosheidssubsidiefonds 11 zie'hiervoor f. 1200.- Totaal f. 6000.-. Hieruit blijkt dus, dat bij rangschikking in de tweede klas door de inwoners meer aan belasting moet worden opgebracht dan hetgeen daarvoor uit de rijks- fondsen in de gemeentekas wordt gestort. Ook achten wij het een bezwaar, dat, zooals U bekend is, bij rangschikking in de tweede klas de verzwaring van den belastingdruk vooral wordt verlegd naar de minst draagkracht igen. De navolgende voorbeelden zullen U dat nader aantoonen. Bij rangschikking in de eerste klas vangt de belasting plicht aan bij den inkomen van f. 750»-"> kij rangschik king in de tweede klas bij een inkomen van f. 650.- alles teerekend voor gehuwden; voor ongehuwden zijn de bedragen onderscheidenlijk f. 650.- en f. 550» Bij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 161