Verg. 18 December 1956. 11 welke tot leiddraad- hebben gediend bij het opmaken der bègrooti.ng, Voorts zijn nog overgelegd de stukken, waarnaar in het algemeen verslag der afdeelingen is ge- vraagd, voor zoover .die werden ontvangen n.l. a. een rapport van het 'hoofd van openbare werken 11 betreffende den toestand der rioleering in deze gemeente; "-b. een rapport van den hoofdagent van politie in 11 zake de kosten van kleeding van de ambtenaren 11V van politie; c. berichten van hoofden van scholen nopens den voedingstoestand van kinderen op de scholen. Sen bericht van het Staatsboschbedrijf betreffende 11 de bewerking van de gronden in de Strijb'eek6che heide werd nog niet ontvangen. Wanneer het alsnog 11 binnenkomt, zal het bij de stukken ter/Inzage wor- den gelegd. De heer VERDAASDONK merkt op, dat er drie rappor teurs waren benoemd. Het is een goede gewoonte, dat die te zamen het algemeen verslag opmaken. Dit is thans niet geschied. Spreker heeft het verslag voor den goeden gang van zaken maar geteekend, doch spreker acht deze handel wijze niet juist. De. heer en BRINKERHOF, F0EK3N en OOMEN geven het ver langen te kennen algemeene beschouwingen te houden naar aanleiding van ae begrooting-.- De heer BRINKERHOF wil ter inleiding van 'zijn alge meene beschouwingen een en ander naar voren brengen. „•Spreker laakt de wijze van optreden van den Voorzitter in 'geheime vergaderingen, hetgeen de goede verstandhou ding met den. Voorzitter .niet kan bevorderen. Ook in com missievergadering-en heeft de Voorzitter een lid onheusch bejegend, zoodat het de perken 'te buiten ging. De heer BRINKERHOF zegt verder: Bij deze begrooting, welke voor het jaar, waarin de meest belangrijke verkiezing zal plaats hebben, moet dienen, wil ik enkfele woorden weiden aan den algemeenen toestand, in de overtuiging, dat zij ook bestemd, zijn en kunnen strekken tot heil van onze gemeente. Het beeld, dat 'Europa ons biedt, is eenafspiegeling van al datgene waaronder de gansche aarde gebukt gaat. Men zal over dat beeld van gevoelens kunnen verschillen, .cloch ik meen te weten, dat de Rahd en ook onze bevolking een van gedachte zijn n.l. God bespare ons de ellende, die in enkele landen heeft geheerscht en nog heerscht; in welke ellende wij'hebben medegeleefd en nog médeleven. En toch tr cht men van vele kanten deze gedachte, dat medeleven, zooveel mogelijk uit het hoofd te bannen. Men wil ons die ellende voorstellen als -het Paradijs. Aan deze verderfelijke voorstelling werkt in de eerste plaats de pers der dictatuur, want zij is het, die bij deze beïnvloeding het meest gebaat zal zijn. Doch 1 t

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1936 | | pagina 163