Ver-:. 18 December 193$» 12.
s
dat klaarblijkelijk onze inwoners in meerdere
groepen door de meerderheid van den Raad worden
ingedeeld n.l. volwaardigen 11 en 11 onvolwaar-
digen Ren van dien groep van onvolwaardiger
zijn die inwoners, die de moed hebben gehad de
candidaten van de S.D.A.F. te kiezen; deze werd en
wordt zooveel mogelijk geweerd uit oie functies
waar de wetgeving hun o>j gelijke vo.et stelt met
de overige inwoners. Denkt men op deze manier
te slagen het socialisme uit te bannen? Men ga Ml;
zijn gang, doch ook hier wil ik de verzekering
geven, dat wij zullen strijden tegen deze onrecht
matige daad. Den enkele raad wil ik echter geven
welke raad gelegen is in de spreuk: 11 Wat gij
niet wilt, wat geschied, doet dat ook een
ander niet Een andere groep van onvolwaardigen
zijn zij, die tot de Ned.Herv.kerk behoor en. Deze
zijn klaarblijkelijk ongeschikt in deze gemeente
een gemeentelijke betrekking te vervullen, al
thans zij worden met alle gestrengheid en in
strijd met elk begrip van fatsoen uit deze be
trekkingen geweerd, ondanks een vijfde deel van
de bev/olking er recht op doen kan gelden. En
nu is het .eigenaardig, men heeft in R.K. kringen
steeds de mond vol over het feit, dat men in
andere steden boven de Moerdijk achter gesteld
wordt. Hoe rijmt men dat te s'aa.mMen strijdt
voor een gelijkwaardige verdeeling van deze
functies, doch beneden de Moerdijk, waar men de
macht bezitwerden andersdenkenden streng gene
geerd. Dat is toch niet in orde, mijnheer de
Voorzitter? Men keurt het af, daar waar men de
minderheid bezit, doch past het precies zoo
toe. Dat is toch een tweeslachtige houding. Dn
nu kan men mij trachten wijs te maken, dat wit
zwart is, vaststaat dat de Burgemeester aan den
bedrijfsleider en mij de vraag stelde is deze
jongen Roomsch of Protestant, een vraag, waarvan
de wetenschap niets maar dan ook niets te maken
had met de benoeming, ja zelfs ongepast was en
tevens overbodig voor den Burgemeester, omreden
alle gegevens op den burgerlijken stand te beko
men waren en waar dagelijks de Burgemeester ver
schijnt. Maar er kan ook een goede zijde aan deze
achteruitstelling zitten n.l. deze, dat deze
groepen van inwoners ook naar hun waardigheid in
de gemeentelijke belastingen worden aangeslagen.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou het College
van Burgemeestber en Wethouders te kort doen en
in dit verband ook den dienst van openbare werken,
wanneer ik geen hulde bracht voor datgene wat
er in Ginneken totstand is gekomen; ik acht er
mij verschoond van alles te mernoreeren, daar het
ons allen bekend is. Zelfs tot over de grenzen
van onze gemeente roemt men deze vooruitgang en
kijkt