Verg. 18 December 1936. .16
ik er op te moeten aandringen, dat de per J1 De
cember vrijkomende f. 21000.- allereerst zullen
worden gebruikt ter financiering van een vermoede
lijk nadeelig slot van den kapitaal dienst 193&,
waarvoor Burgemeester en Wethouders voorstellen
een nieuwe leening aan te gaan.
Ik dring er niet op aan een verdere verlaging
van belegd kapitaal in overweging te nemen, omdat
de gemeente m.i. binnen niet te langen tijd noodge
dwongen zal moeten overgaan tot het bouwen van een
nieuw^ gemeentehuis. Dan zal het van groot voordeel
zijn, dat over het reservefonds zooals het hoofd
belegde kapitalen ook wel mag worden genoemd
kan worden beschikt voor het gedeeltelijk financie
ring- ren van den nieuwbouw. Gerechtvaardigd is
zelfs de vraag of thans, op korten termijn, niet
ernstig moet worden overwogen, of met steun uit
het werkfonds, goedkooper het nieuwe raadhuis zou
kunnen worden gebouwd dan over eenige jaren,
wanneer de bouwkosten waarschijnlijk hooier zullen
zijn en het werkfonds wellicht geen steun meer
zeil vsrleenen. Ik voor mij ben overtuigd, dat de
bouw van het nieuwe raadhuis, gezien de tegenwoor
dige outillage, inderdaad binnen enkele jaren
zai moeten plaats vinden.
Mijnheer de Voorzitter. Mijn beschouwing zou
'ik hiermede kunnen besluiten,- ware het niet, dat
ik nog een enkel persoonlijk woord hieraan zou
•willen toevoegen. Het is nu zoo ongeveer twee
jaar, dat ik de eer geniet deel te mogen uitmaken
van het bestuur dezer gemeente. In dezen tijd
is er' heel wat werk door dezen laad verzet, waar
aan ik getracht heb, naarmate mijn bescheiden
krachten, mede te werken. Al dien arbeid zou
echter niet mogelijk geweest zijn, indien dat alles
niet 'op zoo bijzondere wijze door Uw College was
voorbereid. Dikwijls heb ik verwonderd gestaan over
de uitgebreide en juiste beschouwingen. Dat er
niettegenstaande dat toch nog wel een s door
mij opgemerkt is, dat een prae-advies geen hou
vast bood of volgens mij afwezig was, werd mij
natburlijk ingegeven door hetzelfde verlangen
zulks wel te mogen ontvangen, als de redenen,
welke Uw College noopte zulks niet te geven.
Overigens, mijnheer de Voorzitter, zooals reeds
gezegd, bijzonder respect voor Uw arbeid, alsook
de wijze, waarop mijn, wel eens afwijkende mee
ning, is opgenomen en weerlegd. Erkentelijk ben
ik voor de aandacht welke meermalen aan mijn
woorden gegeven is en tegemoet is gekomen aan
verzoeken, welke ik wel gemeend heb te moeten
doen. Vooral stel ik het op prijs op de in een
der vorige vergaderingen op mijn principieel
gestelde vraag, of bij eventueele benoemingen
de religie in aanmerking genomen werd, onomwonden
Uw