Verg. 2P Februari 1936.
c. Bericht van Gedeputeerde Staten dezer
provincie van 3 Februari 193^, G. no. 208, Ille
afdeeling, waarbij wordt medegedeeld, dat de
Minister van Binnenlandsehe Zdken om door hem
aangegeven redenen bezwaar heeft tegen de wij
ziging der.verordening tpt heffing van een be
lasting op tooneelvertOoningen en andere verma
kelijkheden, vastgesteld op 30 O'ctöber 1935*
De heer BRINKERHOF betreurt het, dat de
Minister afwijzend heeft beschikt. Spreker be
treurt het, omdat we daardoor een bron van in
komsten moeten missen. Spreker zou willen weten,
hoe de Raad denkt over deze subsidie. De subsi
die zal voer alle vereenigingen gelden. Spreker
meent, dat we deze subsidie met een gerust hart
kunnen geven. We geven subsidie en het brengt
inkomsten in de gemeentekas. Wanneer deze sub
sidie niet wordt toegekend, wordt de baan ge
sloten.
De VOORZITTER stelt zich heelemaal op het
standpunt van den heer Brinkerhof. Het komt
overeen met het vroeger genomen besluit.
De heer DOMEN meent, dat er op den Tweeden
Paaschdag een groove wedstrijd wordt gehouden.
Het is.alleszins billijk, dat de subsidie wordt
verleend. Spreker ziet In deze zaak ook een
algemeen gemeentebelang'. Aangezien er misschien
administratieve bezwaren zijn, dan zou spreker
deze aangelegenheid willen stellen in handen
van Burgemeester en Wethouders ter onderzoek.
De heer KESSED vreest, dat deze zaak een
onderwerp van politiek dreigt te worden, niet
alleen in den Raad maar ook daar boven. De
Minister heeft eerst getracht de baan te laten
draaien. Nu wil de Minister de baan afbreken.
Spreker ziet. hier ook een belang'voor de gemeente
kas*
De heer BRAAKHUIS verzoekt stemming over het
voorstel. Sprekers meening ia den Raad voldoende
bekend. De meeningen staan tegenover elkaar. Het
is een noodeloos debat, dat gevoerd zou worden.
De Raad moet weten, wat hij doet.
De VOORZITTER wijst er op, dat twee leden af
wezig zijn, van wie de meeningen bekend zijn.
Het wordt zoo een onzuivere weergave van de
meening van den Raad. Spreker zou de stemming
liever aanhouden.
De heer BRAAKHUIS acht de stemming niet onzui
ver. Het feit, dat twee leden afwezig zijn, doet
niets ter zake.
De VOORZITTER acht de stemming thans onzuiver.
Het gaat over een oardinaal punt. Spreker zou
niet graag een onjuiste uitspraak van den Raad
hebben.
De