Verg. 29 Juli 1937,
Ulo
De VOORZITTER zegt, dat eerst een aanbeveling is
gevraagd van het armbestuur. Burgemeester en Wethou
ders keöden zich hier echter niet mee vereenigen.
Zij vonden het gewenscht, dat deze vacature wordt
aangevuld door een niet-Katholiek. Er zijn in deze
gemeente p.m. 2000 niet-Katholieken, zoodat door hen
vrijwel een tweede plaats in het armbestuur behoort te
worden bezet. Vervolgens is het armbestuur gehoord
over eene aanbeveling, welke het College U thans aan
biedt. Het armbestuur sprak er zijn verwondering over
uit, dat met zijn aanbeveling geen rekening is gehouden,
Spreker geeft toe, dat de behandeling van zaken niet
juist is geweest. De eerste aanbeveling had niet ge
vraagd moeten zijn* In den vervolge zal dit dan ook
niet meer gebeuren.
De heer VERDA&8D0NK vindt het niet prettig, dat
het armbestuur telkens maar onmondig wordt verklaard,
doordat zijn adviezen nimmer worden gevolgd.
De heer OOMEN is verwonderd, dat die aanbeveling
van het armbestuur niet gevolgd is kunnen worden.
Spreker zegt, dat bij die aanbeveling personen waren,
die goed zitting in het armbestuur konden nemen. Spre
ker kan zich niet vereenigen met de manier, waarop
steeds met de adviezen van het burgerlijk armbestuur
wordt omgesprongen. Spreker ziet hierin een soort
pesterij.
De VOORZITTER zegt, dat de heer Oomen kan stemmen,
zooals hij wil. Het betreft hier een aanbeveling en
geen voordracht.
De heer OOMEN zegt, dat het armbestuur er niet meer
aan zal denken om nog advies te geven; dat is hem per
soonlijk medegedeeld.
De heer VAN SWOL jgeeft den heer Oomen in overwe
ging, wanneer hij zoo in contact staat met het armbe
stuur, hij voortaan geschikter personen kan aanwijzen.
De heer FOEKEN zegt fcn de woorden van den heer
Oomen beluisterd te hebben, dat hier sprake is van een
soort pesterij. Spreker had gaarne een pertinente ver
klaring van Burgemeester en Wethouders, of het inder
daad zoo is.
De VOORZITTER zegt, dat van pesterij absoluut geen
sprake is. Burgemeester en Wethouders vermeenden goed
te handelen, zooals door hen is gedaan. Voortaan zal
echter aan het armbestuur zijn oordeel worden gevraagd
over een aanbeveling, opgemaakt door Burgemeester en
Wethouders.
Hierna wordt tot stemming overgegaan,
De VOORZITTER vraagt den heeren Van Gestel en Rops
met hem het stembureau te willen uitmaken. Beide he er en
verklaren zich hiertoe bereid.
Er werden 13 stembriefjes ingeleverd. Bij het na
zien der stembriefjes bleken te zijn uitgebracht op den
heer Berg 5 stemmen; op den heer Graus 3 stemmen en op
den heer 't Hart een stem, terwijl 4- stembriefjes blan
co werden ingeleverd, zoodat de heer Berg is gekozen
tot