Verg. 23 Dec. 1957. 186. meter middellijn hebben, uit den grond te werken, tevens den grond 50 c.m. diep spitten tegen cent de vierkante meter. Mijnheer de Voorzitter. Ik heb dat werken aanschouwd en ik heb dit in de commissie beestachtig genoemd voor die menschen, die van huis uit nooit met schóp hebben gewerkt. Ik vroeg den uitvoerder, wanneer nu die menschen met hard werken niet aan hun lóón kunnen komen, of deze er dan wat bij kregen. Hiervan was geen sprake; allen worden over dezelfde kam geschoren en hier worden menschen te werk gesteld, die het hoogst noodige voedsel moe ten ontbereb, waar vrouw en kinderen minder krijgen, omdat vader het toch maar vol zal houden. Kleine boeren hebben weinig geprofiteerd van der. bedrijfssteun, zoo weinig, dat extra maatregelen noo- dig bleken. Op 2^ September 1937 is een nadere regelin voor de kleine boeren ingevoerd. Hij mag op zijn be drijfje blijven en krijgt een aanvullend inkomen. Hij mag verdienen 9 gulden voor man en vrouw en 15 cent voor ieder kind boven de twee, dus vanaf het derde kind. De netto opbrengst van het bedrijf moet worden afgetrokken en de gezinsinkomsten voor tweederde. Ook voor onze gemeente zal spoedig blijken, dat evenals de gewone steunregeling, armoede lijden be- teekent. Dank U.- De heer FOEKEN zegt hierna het volgende: Mijnheer dè Voorzitter. Bij het bestudeeren van de gemeentebegrooting 1938 ik mi3 de moeite ge troost nog eens na te gaan hetgeen in den Raad ge zegd is bij de bespreking over de vorige begrooting, Ik mag er wel op wijzen, dat mijnerzijds toen o.a. naar voren is gebracht, dat de in September 193& gekomen devaluatie toenmaals alle cijfers op lossen grond deden staan. Wij kunnen nu wel constateereb, dat voor onze gemeente tot nu toe de invloed van de devaluatie geen groote is geweest. Immers in het aantal werkloozen is geen gunstige wijziging gekomen, bovendien blijkt uit deze begrooting, dat het burger lijk armbestuur wederom een subsidiever hooging noodig heeft, ditmaal van f. $000.-, Bij informatie is mij gebleken, dat deze ver^ooging niet het gevolg is van meerdere steun per geval, maar van toeneming van bet aantal, ï>f van langeren duur der gevallen. Ik heb bij deze opmerking niet uit het oog verloren, dat de sterke woningbouw en de sterke toename van het aantal inwoners der gemeente zou kunnen wijzen op vermeer- derde welvaart, maar ieder, die de kaart van de streel kent, weet wel, dat hier andere factoren als welvaart1' vermeerdering in het spel zijn. Een tweede punt, dat ik ook nog even naar voren wil brengen, is het feit, dat ik vorig jaar bij de behandeling der begroot ing er op gewezen heb, dat <Üe begrooting

Raadsnotulen en jaarverslagen

Ginneken en Bavel - Notulen van de gemeenteraad | 1937 | | pagina 186