Verg. 23 Dec. 1937.
begrooting slechts sluitend kon worden gemaakt door
maximale bijdragen uit de bedrijven en door verzwaring
van den belastingdruk. Het zij mij vergund over beide
punten ook ditmaal iets te zeggen..
Ik verheug mij er over, dat een van de zeer weinige
voorstellen van Burgemeester en Wethouders bij deze
begrooting een verlaging van de opcenten op de perso
nele belasting betreft. Ik kan er mij mede vereenigen,
dat ditmaal de progressie in die opcenten weer wordt
opgevoerd tot 100, Ik doe dit echter alleen, oindat
bij een vorige wijziging in de progressie-schaal de
verhooging voor de lagere klassen grooter is geweest
dan bij de hoogere. Toch meen ik er nu reeds bij voor
baat bij Burgemeester en Wethouders op te moeten aan
dringen, dat bij volgende belastingverlaging, die ver
laging gelijkmatig te laten gelden voor alle bevolkings
groepen.' Ook in dit verband dient uitdrukkelijk te
worden vastgesteld, dat Ginneken, wil in onze gemeente
meerdere welvaart worden verkregen, een gemeente moet
zijn, die als woonplaats begeerd wordt, vooral ook door
beter gesitueerden. Ik hoop op dit laatste straks nog
terug te komen.
Wat de handhaving van de stortingen -uit de be
drijven betreft, meen ik het te moeten betreuren, dat
Burgemeester en Wethouders ook nu wederom niet zijn
ingegaan op mijn suggestie van vorig jaar, de tarieven
te verlagen. M.i, blijft, naast verlaging van perso-
neele- en straatbelasting, tariefsverlaging van water
en electriciteit van het allereerste belang om anderen
te trekken zich in ónzè gemeente te komen vestigen.
Mijnheer de Voorzitter, Het vorig jaar heb ik
ook gewezen op de mogelijkheid van rentebesparing,
wanneer de gemeente de door haar zelf belegde kapita
len zooveel mogelijk gebruikte tot aflossing van de
door haar aangegane leeningen. Het verheugt mij nu te
kunnen constateeren, dat Burgemeester en Wethouders,
ondanks de felle bestrijding het vorig jaar door den
Wethouder van financiën, mijn advies ditmaal opvolgen,
zij het dan ook min of meer noodgedwongen. In dit ver
band wensch ik nog iets onder de aandacht van Burge
meester en Wethouders te brengen. In punt 200 van de
begrooting staat, dat jaarlijks móet worden betaald
aan de besturen der R.K. Meisjesschool en der R.K,
Jongensschool, beide te Ginneken; en aan dat der R.K.
Meisjesschool te Ulvenhout in totaal f. ^637»^ als
3 io rente der geschatte waarde van hun eigen schoolge
bouwen. Ik meen, dat de Wet de gelegenheid geopend
heeft door een uitkeering in eens deze rentebetaling
te vervangen. Ik zou dus willen verzoeken aan Burge
meester en Wethouders deze zaak in studie te nemen,
eventueel te onderhandelen met de betrokken schoolbe
sturen en aan den Raad een rapport uit te brengen over
het al of niet wenschelijke voor de gemeente deze
jaarlijksche rente te vervangen door een uitkeering
in eens.
Vorig
/187